Column erJeetje

Terug naar de vorige pagina <<

index columns

DE CONCERTPIANIST
Ruud Jansen en Jos Wiersema

“Spittend in het Stadsarchief Amsterdam kwam ik bijgaand politierapport tegen”, schreef Jos Wiersema me een tijdje geleden. Hij voegde er aan toe dat ik er een bekende naam en een bekend adres in zou tegenkomen.


fragment politierapport afkomstig uit het politiearchief - Stadsarchief Amsterdam

Het was inderdaad een verrassing. In het uit 1942 daterende rapport wordt de aanhouding beschreven van Joseph Cohen. Tevens worden het adres en het huisnummer genoemd waar ik vanaf 1943 woonde met de naam van de bewoners van de derde etage. De familie K., half Joods, dat wil zeggen, Eddie K. was Joods, zijn echtgenote niet. Hun kinderen, twee jongens en een meisje waren van mijn leeftijd. In het rapport wordt de familie genoemd omdat ze Joseph Cohen hadden geholpen tijdens zijn verblijf in Amsterdam.


fragment politierapport afkomstig uit het politiearchief - Stadsarchief Amsterdam

M’n nieuwsgierigheid werd bij het lezen van het rapport gelijk geprikkeld. Wie was Joseph Cohen, wat was zijn relatie met de familie K. en hoe was dat later afgelopen?
Ik ging dus op zoek. Joseph had bij de politie verklaard dat hij in Groningen was geboren en ik probeerde via internet na te gaan of dat klopte. Dat lukte niet gelijk, er waren wel veel mannen met die naam in Groningen geboren maar geen een met de geboortedatum die hij had opgegeven. De oplossing kwam toch toen ik naar de variant Jozef zocht. Joseph was inderdaad in Groningen geboren en wel op 27 januari 1916 in de Ruiterstraat 5.


fragment politierapport afkomstig uit het politiearchief - Stadsarchief Amsterdam

Bijna honderd jaar geleden. Wat weten we nog van die tijd? Wat voor weer was het bijvoorbeeld? Je leest wel eens dat de winters toen zo streng waren, dat het twee maanden vroor en dat je wel vijf keer de Elfstedentocht had kunnen rijden.
Dat gold zeker niet voor die van 1916. Uit de weeroverzichten van die tijd blijkt dat januari met een gemiddelde temperatuur van bijna 6 graden ongekend warm was. En dat was maar gelukkig want met een zware noordwesterstorm op 14 en 15 februari liepen grote delen van Noord Holland onder.
Was Jozef een nakomertje in het gezin Cohen? Ik weet het niet zeker maar vast staat in ieder geval dat er al minstens 4 kinderen voor hem het daglicht hadden gezien met Abraham in 1898 als eerste. Ook Levie in 1900, Rudolf in 1902 en Mozes gingen hem voor.
Ik probeerde me voor te stellen hoe het gegaan moet zijn toen de familie van de Cohens op kraamvisite kwam in de Ruiterstraat. Druk natuurlijk met ooms die genoten van een hartversterking terwijl de tantes hun advocaatje met slagroom uitlepelden. Maar wel een bijzonder kind had een van de tantes op een gegeven moment opgemerkt. Kijk maar naar die handjes. Met die lange vingertjes wordt het vast een pianist, net als Abraham, jullie oudste.
Vader Herman Cohen die koopman was had er waarschijnlijk z’n hoofd bij geschud en iets gemompeld over muzikanten die het zout in de pap nog niet verdienden maar moeder Keetje, dochter van Levy Mozes de Metz en Regina de Vries, had het mooi gevonden. Er stond tenslotte al een piano in de salon.
Terwijl de wereld om hem heen wel in brand leek te staan groeide Jozef als kool en had geen weet van de twee grote veldslagen die in de maanden na zijn geboorte losbarstten. Bij Verdun en aan de Somme probeerden Frankrijk met steun van Engeland tegenstander Duitsland op de knieën te brengen. Een waanzinnige oorlog die alleen op die twee plaatsen al de levens van bijna een miljoen Duitse, Engelse en Franse jongens beëindigde.
De voorwaarden die bij de wapenstilstand in 1918 aan Duitsland werden opgelegd droegen de kiem voor een nog erger treffen in zich maar daar had de kleine Joseph die net twee jaar was geworden geen weet van. Die ging vier jaar later naar de lagere school en kreeg z’n eerste muzieklessen. De voorspelling van z’n tante kwam uit, Joseph had onmiskenbaar talent. Of hij het conservatorium bezocht weet ik niet maar dat lijkt me niet zo belangrijk. Hij bleef in ieder geval in Groningen wonen, bij vader Herman en moeder Keetje. En als het Duitsland van na 1930 zich niet tot het nationaal socialisme van Adolf Hitler had bekeerd was hij misschien een meer dan verdienstelijk concertpianist geworden.
Het liep allemaal anders. Nederland werd in de meidagen van 1940 door Duitse troepen overlopen en hoewel veel mensen in de daarop volgende maanden vonden dat het met die bezetting best meeviel volgden er al snel maatregelen die tegen het joodse deel van de bevolking waren gericht.
Joseph werd midden 1942 opgeroepen voor een werkkamp waarvan er meer dan 40 waren verschenen in het noorden en oosten van het land. Zou hij er over gepraat hebben met zijn ouders, over die oproep? Met argumenten voor en tegen? Dat ’t het verstandigste was om te gaan? Dat hij het eerst maar eens ter plaatse moest aankijken, dat het misschien wel meeviel. Of dat hij beter niet kon gaan en maar moest onderduiken tot het leven weer normaal zou worden? Het zou me niet verwonderen. We weten in ieder geval wat er besloten werd. Op 10 juli van dat jaar vertrok hij naar het werkkamp “Het wijde gat” in de buurt van Staphorst om daar te werk gesteld te worden.


fragment politierapport afkomstig uit het politiearchief - Stadsarchief Amsterdam

In de praktijk dienden deze kampen echter als voorportaal voor deportatie naar Westerbork en uiteindelijk de vernietigingskampen. Waarschijnlijk kwam hij daar al gauw achter en vluchtte hij daarom op 23 augustus. Niet naar Groningen maar naar Amsterdam waar kennissen van zijn ouders woonden. De familie K.
Hoe beide families voor de oorlog met elkaar in contact waren gekomen weet ik niet maar er was een duidelijk aanknopingspunt. De muziek. Eddie K. (hij heette eigenlijk Elie) was tien jaar ouder dan Joseph en speelde als saxofonist in een radio dansorkest. Diens broer Dolf, ook musicus, was populair in een muziekprogramma voor een van de omroepen en woonde in Hilversum. En zowel Abraham, de oudste broer van Joseph, als Joseph zelf waren musici. Misschien speelde moeder Keetje wel een belangrijke rol in de muzikale ontwikkeling van haar kinderen en was de familie daardoor in aanraking gekomen met de wereld van de muziek en haar beoefenaren.


fragment politierapport afkomstig uit het politiearchief - Stadsarchief Amsterdam

Tijdens het korte verblijf in het Wijde Gat had Jozef wel het nodige voor zijn vlucht voorbereid. Ondermeer had hij aan zijn broer Robert geschreven of die ervoor kon zorgen dat hij een vervalst persoonsbewijs ontving. Die scheen namelijk een adres in Rotterdam te weten waar ze die maakten en hij had daarom een pasfoto van zichzelf bij de brief ingesloten. Een paar dagen later ontving hij een brief uit Rotterdam met daarin een vervalst persoonsbewijs op naam van Carel Jenssen.


fragment politierapport afkomstig uit het politiearchief - Stadsarchief Amsterdam

Na zijn vlucht is Joseph waarschijnlijk rechtstreeks naar Amsterdam gereisd met de trein. Of hij daar mensen kende uit zijn studietijd weten we niet. Maar hij kende natuurlijk een adres in de Rivierenbuurt, dat van de kennissen van zijn ouders, de familie K. Daar ging hij dus naar toe. Eddie en Rinie K. waren bij zijn komst al op de hoogte van zijn situatie en namen hem zonder problemen in de familie op. Joseph kreeg een van de zolderkamers en betaalde f. 17,50 per week als vergoeding.
Vanuit Amsterdam heeft hij daarop contact met zijn ouders gezocht omdat hij geld nodig had. Die stuurden hem daarna geregeld een bedrag zodat hij in zijn levensonderhoud kon voorzien. Vanwege het risico haalde mevrouw K. het later bij zijn ouders op als ze Groningen bezocht.
Beviel het Joseph op zijn onderduikadres? Wisten de buren dat er bij de familie K. een onderduiker zat? Bleef hij binnen om zijn aanwezigheid bij de familie K. te verbergen? En waarom liep hij op klaarlichte dag op 2 december 1942 in de Tolstraat? Was hij daar op zoek naar iets, een ander onderduikadres bijvoorbeeld? Ik weet dat de familie K. voor de oorlog een aantal jaren in de Rustenburgerstraat heeft gewoond en misschien nog mensen uit die buurt kende.
Hoe het ook zij, hij was die dag in die buurt, kwam misschien terecht in een van de razzia’s die regelmatig plaatsvonden in die tijd en trok door z’n gedrag of uiterlijk om een uur of twee de aandacht van de bij het bureau Joodsche Zaken gedetacheerde a.p. (agent van politie) Stenvert, die hem aanhield en vroeg waarom hij geen Jodenster op zijn jas droeg. Omdat ik geen Jood ben was het voor de hand liggende antwoord van Joseph. Persoonsbewijs had de a.p. Stenvert hem daarop toegesnauwd en hij had het vervalste exemplaar op naam van Carel Jenssen uit zijn binnenzak gehaald. Of het aan de kwaliteit van dat pb lag of aan z’n zenuwachtig gedrag weten we niet maar hij werd meegenomen naar het bureau Joodsche Zaken voor nader onderzoek.
Daar bleek al snel dat zijn persoonsbewijs een illegaal exemplaar was en tijdens het verhoor door een rechercheur bekende hij dat hij gevlucht was uit een werkkamp en bij de familie K. onderdak had gevonden.
Joseph werd na opmaking van het procesverbaal ter beschikking gesteld van de commissaris van Politie, chef van het bureau Joodsche Zaken, die opdracht gaf om hem op transport te stellen naar het kamp Westerbork.

Joseph Cohen overleed op 30 april 1943 in Auschwitz.
Rudolf Cohen, zijn broer, die met vrouw en vijf kinderen in Rotterdam woonde, overleed op 31 januari 1943 in Gogolin. Met uitzondering van één van de kinderen trof zijn vrouw en vier kinderen in Auschwitz hetzelfde lot.
Herman Cohen, de vader van Joseph, overleed 23 november 1942 in Auschwitz.
Keetje Cohen de Metz, zijn moeder overleed op 23 november 1942 in Auschwitz.

Abraham Cohen, de andere musicus in de familie, werd met vrouw en drie kinderen naar Auschwitz getransporteerd. Ze vonden daar allemaal de dood in de gaskamer.

Van de andere kinderen van Herman en Keetje Cohen kon ik geen gegevens vinden maar te vrezen valt dat ze ook allemaal in een vernietigingskamp zijn omgekomen.
De familie K. ondervond waarschijnlijk geen gevolgen van de hulp die ze aan Joseph hadden verleend. Toen wij midden 1943 op de eerste etage van nummer 101 kwamen wonen waren er weer twee joodse onderduikers in het gezin opgenomen. Een vertrok een paar maanden later naar een ander adres en overleefde de oorlog. De tweede, een oude voormalige Duitse rechter, overleed eind 1944 zonder overigens door de bezetter ontdekt te zijn.
Dolf en Robbie, de twee zonen in de familie K. brachten de Hongerwinter door bij een gastgezin in Ommen. Vader K. overleefde het werkkamp waar hij het laatste oorlogsjaar doorbracht en keerde weer terug in de Scheldestraat. Zijn broer Dolf overleed op 31 maart 1944 in een kamp in centraal Europa.
Het bureau Joodsche zaken werd na de bevrijding gesloten. Het hoofd van dat bureau werd bij de bijzondere rechtspleging in twee instanties ter dood veroordeeld. Het vonnis werd op 29 juni 1949 voltrokken.


fragment politierapport afkomstig uit het politiearchief - Stadsarchief Amsterdam

17 februari 2010
erJeetje
- e-mail: ruudenlia@ziggo.nl

Digitale gedenksteen voor Jozef Cohen en zijn familie

Jozef Cohen »
Groningen, 27 januari 1916
Auschwitz, 30 april 1943
Inwoner
Herman Cohen »
Groningen, 18 juli 1875
Auschwitz, 23 november 1942
Gezinshoofd
`
Keetje Cohen-de Metz »
Groningen, 18 januari 1876
Auschwitz, 23 november 1942
Inwoner

Rudolf Cohen »
Groningen, 24 november 1902
Gogolin, 31 januari 1943
Gezinshoofd

Frouktje Samuel Cohen-van Dam »
Groningen, 29 oktober 1903
Auschwitz, 3 september 1942
Echtgenote

Levie Rudolf Herman Cohen »
Rotterdam, 28 december 1940
Auschwitz, 3 september 1942
Zoon

Herman Rudolf Abraham Cohen »
Groningen, 11 december 1932
Auschwitz, 3 september 1942
Zoon

Keetje Cohen »
Groningen, 11 september 1927
Auschwitz, 3 september 1942
Dochter

Jacob Andries Cohen »
Groningen, 31 mei 1929
Auschwitz, 3 september 1942
Zoon

 

Bureau Joodsche Zaken
 
Mensenjagers konden in de oorlog hun activiteiten langs verschillende ingangen bedrijven. Maar het merendeel bestond uit politiemensen. Vrijwel allen waren ingedeeld in speciale eenheden. Bureau Joodsche Zaken vormde samen met de Inlichtingendienst van de Amsterdamse politie speciale eenheden die o.a. het opsporen van ondergedoken Joden ten doel hadden. Detachering bij Bureau Joodsche Zaken berustte, behoudens een uitzondering, op vrijwilligheid.
Begin 1943 besliste de Nazitop in Nederland dat ze premies gingen instellen per opgebrachte jood. Dat was zeven gulden en vijftig cent (nu ongeveer 37 Euro). Dit om de ondergedoken joden te vinden door geld te bieden. Degenen die dat mochten innen en op jacht gaan waren leden van het Bureau Joodse Zaken en de ambtenaren van de 'Zentralstelle für Jüdische Auswanderung', de zogenaamde Colonne Henneicke.
Bureau Joodsche Zaken was een druk bureau. Vanaf januari 1943 werden de zaken van 6000 joden behandeld waarvan er 4000 waren aangebracht door de Nederlandse politie-instanties en 2000 door de leden zelf werden opgespoord.
Na de oorlog werd het hoofd van Bureau Joodsche Zaken ter dood veroordeeld. Het vonnis is op 29 juni 1949 voltrokken. Personeel van deze afdeling kreeg, onder voorwaarde dat er geen mishandelingen of erger te verwijten viel, straffen die varieerden van 8 tot 10 jaar. Anderen kregen hogere straffen maar liepen in 1960 weer vrij rond. Onder hen was Rudolf Wilhelm Dahmen von Buchholz (Den Haag, 30 december 1889 - 10 augustus 1967). Hij was een Nederlands fascist en nationaalsocialist. Op 1 maart 1942 werd hij benoemd tot commissaris van politie te Amsterdam en op 1 juni 1942 werd hij belast met de oprichting en leiding van bureau Joodsche Zaken. Na 1945 werd Dahmen von Buchholz veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf, die later werd omgezet in twintig jaar.

Agent Stenvert was geen doorsnee politieman

Stenvert de man die uit hoofde van zijn functie als agent van politie, Joseph Cohen op woensdag, 2 december 1942, in de Tolstraat had aangehouden. Dat Stenvert geen doorsnee politieman was blijkt wel uit de aandachtsvestiging uit het verzetsblad ONS VOLK uit 1944. Hij was een NSB-er en een full-time  mensenjager, die bruut geweld niet uit de weg ging.

Op 7 april 1944 maakt de verzetskrant De Waarheid deze melding:
Op 9 Maart j.l. om kwart over elf, werd in de Kinkerstraat te Amsterdam, de onderduiker G.J. Wevers door den politiewachtmeester Stenfert neergeschoten. Wevers stierf op straat. De oorlogsmisdadiger Stenfert heeft daarmee een nieuwe gruweldaad toegevoegd aan de vele, die hij reeds op z'n geweten heeft.

Hoe het met hem is vergaan weten we nog  niet, maar we proberen het uit te zoeken. Grote kans dat Stenvert ter dood is veroordeeld maar gratie heeft gekregen. De meesten van hen liepen in 1960 weer vrij rond. Stenvert woonde volgens De Waarheid in die tijd in de Kribbestraat 31 hs.

Sociale politie
 
Op 14 december 1943 richtte de Amsterdamse politie een speciale eenheid op die de naam Sociale Politie kreeg. Deze eenheid hield zich, volgens eigen zeggen, bezig met "de bestrijding van het toenemende aantal van a-sociale elementen in de hoofdstad. Met name de bonnenhandelaren, die in deze tijd de volksgemeenschap zo ernstig schaden, worden door deze afdeling op de korrel genomen."

Colonne Henneicke
 
De medewerkers van Hausraterfassung, ook wel Colonne-Henneicke genoemd, naar hun chef, zijn een half jaar actief geweest als Jodenjagers.
Deze semi-politionele instantie heeft hard en effectief gewerkt. Tussen maart en september 1943 hebben ze tussen de 8000 en de 9000 Joden gearresteerd en bij de Hollandse Schouwburg ingeleverd.
Ze moesten daar een handtekening van een Duitse bewaker zien te krijgen onder een bewijs van inlevering van een of meer Joden. Op vertoon daarvan konden ze later bij hun chef, Willem Henneicke, een statenloze zoon van een Duitse immigrant, de premie incasseren.
Henneicke schreef daarvoor een kwitantie uit, waarop namen, adressen en geboortedata van arrestanten waren vermeld, plus het uitbetaalde bedrag. Daarvan zijn er na de oorlog een paar teruggevonden.
Henneicke hield kantoor bij de Zentralstelle, in een gevorderde school aan het Adama van Scheltemaplein in Amsterdam-Zuid. Daar gebruikte hij de gymnastiekzaal om arrestanten zolang op te bergen. In verschillende lokalen konden Joodse mensen worden verhoord.
De leden van de Colonne Henneicke – ongeveer 30 op contractbasis, en een stuk of twintig als een soort freelancers daaromheen – hadden daarbij maar één doel: uit de gearresteerde Joden zoveel mogelijk nieuwe namen en adressen te peuren.
Daarbij gebruikten ze vaak grof geweld. In juni 1943 trok een deel van de afdeling naar een pand aan de Noorder Amstellaan, waar dezelfde praktijken werden toegepast. Een extreem lid van van deze groep was Sera de Croon, een Amsterdamse NSB'er en oorlogsmisdadiger die vooral berucht was vanwege zijn actieve deelname aan de vervolging van Joden gedurende de bezetting van Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Hausraterfassung
 

Zodra de joodse bewoners van een pand waren opgepakt, legden de Duitsers beslag op de inboedel. Medewerkers van de afdeling Hausraterfassung van de Zentralstelle für jüdische Auswanderung stelden lijsten op met spullen die ze aantroffen in de verlaten woningen. De Einsatzstab Rosenberg ontving een kopie van deze lijsten. Het huisraad werd vervolgens verscheept naar Duitsland. Deze operatie stond bekend als de "Möbelaktion".

Zentralstelle für jüdische Auswanderung
 

De Zentralstelle für jüdische Auswanderung in Amsterdam was gevestigd in de meisjes HBS aan het Adema van Scheltemaplein 1 (vlakbij de Euterpestraat waar de Sicherheitsdienst (SD) gevestigd was).  Deze dienst organiseerde vanaf het voorjaar van 1941 tot het najaar van 1943 de deportatie van Joden uit Nederland naar concentratiekampen in Duitsland en Polen.
Het was een afdeling van de S.S. die zich verschool achter een cynisch eufemisme;  Auswanderung betekent immers emigratie.
De Nederlandse Zentralstelle werd op bevel van Reinhard Heydrich, op verzoek van Arthur Seyss-Inquart, opgericht. De oprichting werd nooit officieel afgekondigd; pas in augustus 1941 beschikte de Zentralstelle over eigen briefpapier. Willy Lages (1901-1971): was hoofd van de Sicherheitsdienst in Amsterdam en gaf vanaf maart 1941 leiding aan de Zentralstelle für Jüdische Auswanderung. De Zentralstelle was het belangrijkste apparaat van de jodenvervolgingen.

Geraadpleegde bronnen
 
Stadsarchief Amsterdam
Digitaal Monument Joodse Gemeenschap in Nederland
"In plaats van bijltjesdag: de geschiedenis van de bijz. rechtspleging"
Door A.D. Belinfante
Ons Volk nr 9 - 1944
WikipediA

*Colonne Henneicke

Leestips:

Dienaren van het gezag, Guus Meershoek. Uitgeverij: Van Gennep, ƒ 49,90. ISBN: 9055152234.

In "Dienaren van het gezag" beschrijft Guus Meershoek hoe het Amsterdamse politiekorps tijdens de Duitse bezetting een zeer belangrijk aandeel heeft gehad in de deportatie van joden. Onder leiding van de Duitsgezinde hoofdcommissaris Tulp kreeg het korps een sleutelrol bij de afvoer van joden richting doorgangs- en vernietigingskampen. Veel agenten waren lid van de NSB. Met zijn charisma, en de dreiging van ontslag of overplaatsing, wist Tulp ook onwillig personeel over de streep te trekken. Slechts een enkele inspecteur weigerde de hem opgelegde taak.

Lees de bespreking het boek "Dienaren van het gezag" van Guus Meershoek >>

Meer relevante werken zijn:

C. Fijnaut, C. 'De geschiedenis van de Nederlandse politie. Een staatsinstelling in de maalstroom van de geschiedenis' (Boom, Amsterdam 2007)
G. Meershoek, 'De geschiedenis van de Nederlandse politie. De gemeentepolitie in een veranderende samenleving' (Boom, Amsterdam 2007)
P. Romijn, 'Burgemeester in Oorlogstijd'
L. de Jong, 'Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 4: Mei ’40-maart ’41' (Staatsuitgeverij, ’s-Gravenhage 1972)
J.J. Kelder, 'De Schalkhaarders : Nederlandse politiemannen naar nationaal-socialistische snit. (Proefschrift Leiden, 1990)
H. Kraaijenbrink, 'Politierapport 1940-1945. Dagboek van een politieofficier' (De Walburg Pers, Zutphen)
C. van der Heijden, 'Grijs Verleden. Nederland en de Tweede Wereldoorlog' (Uitgeverij Contact, Amsterdam/Antwerpen 2001)
Ad van Liempt, 'Kopgeld, Nederlandse premiejagers op zoek naar Joden' (Amsterdam, 2002)
J. PresserOndergang De vervolging en verdelging van het Nederlandse jodendom 1940-1945, 1965

omhoog

Terug naar de vorige pagina <<