Column erJeetje

Terug naar de vorige pagina <<


index columns

"VOOR IK HET VERGEET"
herinneringen aan 11 en 12 mei 1940
Ruud Jansen

Honderden boeken zijn geschreven over de tweede wereldoorlog en duizenden artikelen. Je kunt maanden vullen met het afdraaien van de filmbeelden die zijn gemaakt en nog steeds verschijnen er nieuwe publicaties. Toch werd ik gefascineerd door de voorpagina van een paar oude kranten die ik onlangs van vrienden kreeg.
“Duitsche overval is als mislukt te beschouwen” riep het Algemeen Handelsblad van zaterdag 11 mei 1940 me vanaf de voorpagina toe en “Alle vliegvelden op een na heroverd”.

Bladerend door de pagina’s probeerde ik me beelden van die vijf dagen voor de geest te halen. Ik zie nog helder voor me hoe de eerste oorlogsdag begon. Ik was al vroeg wakker, vijf uur of half zes, waarschijnlijk uit m’n slaap gehaald door het geluid van overvliegende vliegtuigen. Duitse vliegtuigen maar dat wist ik toen nog niet. En er werd voortdurend geschoten. Op een gegeven moment ben ik opgestaan om door het slaapkamerraam naar buiten te kijken. Op straat was niets te zien maar toen ik naar boven keek zag ik dat de hemel er vreemd uitzag. Anders dan anders. Ze was namelijk met honderden kleine ronde wolkjes bedekt die nog het meest op de rookkringetjes leken die m’n vader wel eens voor me blies als hij een sigaar rookte. De werkelijkheid was minder leuk, die wolkjes in de lucht waren een gevolg van ontploffende granaten die door luchtafweergeschut op de Duitse vliegtuigen werden afgevuurd.
Later ben ik naar de huiskamer gegaan waar de rest van het gezin zat; m’n ouders, twee oudere zussen en m’n oudste broer. Ik denk dat het zes of zeven uur ’s ochtends was en ik zie nog de gespannen gezichten waarmee ze naar de radio luisterden.
Hoe het daarna verder ging weet ik niet meer. Ik zal wel gevraagd hebben waarom er buiten zo’n lawaai was en door iedereen met gebaren tot zwijgen zijn gemaand. Ssst,ssst, het is oorlog.
Zo begon voor mij dus de eerste dag van de oorlog. Wat er later die dag en de dagen daarna gebeurde is bijna volledig uit m’n geheugen verdwenen. Achteraf weet ik dat het Duitse leger op de vrijdag voor het Pinksterweekeinde Nederland binnen viel. Onder normale omstandigheden was dat een dag dat ik naar school moest. Maar of ik dat nog heb gedaan om kwart voor negen? Het lijkt me niet waarschijnlijk. Ik weet namelijk nog goed dat ik ’s ochtends niet naar buiten mocht om op straat naar splinters en scherven van geëxplodeerde luchtdoelgranaten te zoeken. M’n oudste broer mocht dat wel maar voor mij en m’n jongere broer was dat uitgesloten. “Op straat, hoe haal je het in je hoofd”, zei m’n moeder verontwaardigd. “Die scherven zijn levensgevaarlijk en kunnen zomaar ontploffen als je ze opraapt.” Geen bomscherven dus om op school aan m’n vriendjes te laten zien.

Een ding leek me duidelijk. Die Pinksterdagen van 1940 moeten heel anders zijn verlopen dan iedereen had gedacht. Met twee vrije dagen voor de boeg waren er vast wel plannen gemaakt om iets leuks te gaan doen. Een dag naar Zandvoort, oud Valkeveen, de Lage Vuursche of iets dergelijks.
Omdat ik me zoals gezegd nog maar zo weinig van die dagen kon herinneren zette ik me met veel meer dan m’n gebruikelijke nieuwsgierigheid aan het lezen van de kranten in de hoop wat herkenningspunten tegen te komen. Berichtjes over de wijze waarop de mensen in de stad met de ontstane situatie omgingen.
De eerste krant, die van zaterdag 11 mei, het ochtendblad, begon met een voorpagina die bijna volledig in beslag werd genomen door berichten over het verloop van de eerste oorlogsdagen. De opperbevelhebber bracht in een dagorder de dank der koningin aan het Nederlandsche leger over. Weten we nog wie het was? Winkelman stond onder de dagorder. De delen die ik letterlijk uit de krant overneem zijn zoals je ziet in de oude spelling weergegeven.
Ook de bevolking kreeg een pluim voor z’n houding want “de flinke houding onzer troepen weerspiegelt zich in de stemming van ons volk, die van vastberaden rust getuigt”. De Duitse overval kon als mislukt worden beschouwd, meer dan honderd Duitsche vliegtuigen waren door ons neergeschoten en ook de aanval op België was op alle punten gestuit. Je kunt je voorstellen dat zoiets een golf van enthousiasme opriep. Dat we toch maar mooi bezig waren om die Moffen een lesje te leren.
Ik kwam nog meer van dergelijk berichten tegen. De Engelsche en de Fransche regering hadden weer meer dan tweeduizend vliegtuigen van Amerikaans fabricaat besteld. Op de New Yorkse beurs had dat tot gevolg dat de koersen opliepen waarbij de oorlogsfondsen op de voorgrond traden.
Handige jongens die in Nederland een slaatje uit de oorlog dachten te slaan vonden de ministers van landbouw, visserij, handel, nijverheid en scheepvaart op hun weg. Voor alle goederen die te koop of te huur werden aangeboden mochten geen prijzen worden berekend die hoger waren dan de op 9 mei geldende prijs.
Die oorlogsberichten werden op pagina 2 van de krant voortgezet met berichten uit Parijs, een oproep van de president van Zwitserland, dat het Amerikaanse Roode kruis een campagne begonnen was om 10 miljoen dollar voor een steunfonds bijeen te brengen, dat Spanje neutraal wilde blijven en op Aruba alle Duitschers waren aangehouden en opgesloten in een concentratiekamp.
Onder het kopje “Vastberadenheid in Engeland” zag de correspondent in Londen de vervanging van Chamberlain door Churchill als bewijs van het vaste besluit van Engeland om de Duitschen inval in de Lage Landen met de grootste kracht te beantwoorden.
Daarbij zouden sterke gevoelsargumenten een rol spelen zoals de sympathie voor het moedige kleine België. Dat gold ook voor Nederland dat om vele redenen in Engeland zeer bemind zou zijn.
En dan waren er natuurlijk ook onze koloniën. Hoe werd er in Indië gereageerd op de situatie? “In Indië wordt een waardige kalmte bewaard,” schreef de correspondent in Batavia. “In Batavia werden 200 personen geïnterneerd op het eiland Onrust. Leiders van de NSB werden in bewaring gesteld. De inheemsche bevolking stond sympathiek tegenover het moederland. Voor de bureaux van de inheemsche dagbladen stonden inheemsche lezers de bulletins te lezen. Deze meer ontwikkelde personen bleven zich in hun commentaren hoofdzakelijk tot de vraag te beperken wat dit voor Indië zou betekenen. Van ongerustheid was echter geen sprake. Verdwijningen van voormannen werden nog nader onderzocht.”
Dat laatste zinnetje maakte me nieuwsgierig. Wat voor voormannen bedoelde de correspondent in Batavia? Ging het om mensen die niet zoveel met de Nederlanders op hadden en zich sterk maakten voor een vrij Indië?
Wat me verbaasde was de mededeling van de redactie dat er tussen het ochtendblad op Eersten Pinksterdag 12 mei en het avondblad van dinsdag 14 mei geen krant zou verschijnen. Alsof de oorlog in die tussentijd even stil werd gezet.
Maar ik was op zoek naar de reactie van de Amsterdammers op de plotselinge oorlogstoestand. De advertentie op pagina 3 had een mooie aanleiding kunnen zijn.
12 mei Moederdag-bloemendag.
Ik probeerde me voor te stellen hoe dat gegaan moet zijn. Al die vaders en kinderen die met bosjes tulpen in de weer waren terwijl er een oorlog aan de gang was. De ochtendkrant vertelde daar niets over.
Pagina 4 bracht me pas terug in de tijd met een grote advertentie dat het 21e deel van Bruintje Beer was verschenen. Voor 40 cent te koop bij alle bijkantoren van de krant. Bruintje Beer was de hoofdpersoon in een stripverhaal dat elke dag in het HANDELSBLAD stond. De krant bood ook de gebundelde verhalen aan en daarvan hadden we er thuis een aantal; bijna stukgelezen. De strip was afkomstig uit Engeland en zal op een gegeven moment wel gestopt zijn omdat er geen nieuwe afleveringen meer konden binnenkomen uit Engeland.

Even iets over hamsteren, een bekend verschijnsel als er een oorlog dreigt te komen. Dat was natuurlijk al een tijdje aan de gang in Nederland en dat er een verbod zou komen lag voor de hand. De regeling die kwam leverde een drastische beperking op die me met het pinksterweekeinde op komst moeilijk uitvoerbaar leek. Men mocht namelijk niet meer dan het verbruik op één dag inslaan. Bij overtreding konden zowel de kooper als de leverancier gestraft worden met gevangenisstraf van ten hoogste 4 jaar.
En de oorlog werd even helemaal naar de achtergrond gedrongen door een lezer die zich in een ingezonden stuk druk maakte over voorstellen voor de naamgeving van “het Bosch dat aan de Nieuwe Meer wordende is”. Oudere lezers kunnen zich nog wel herinneren dat we nog na de oorlog over het Bosplan spraken als we het huidige Amsterdams Bos bedoelden. Tot groot verdriet van bedoelde brievenschrijver die de voorkeur gaf aan namen als Schinkelbosch, Boschpark, Rembrandtspark, Nieuwe Bosch, het Nieuwe meer Bosch. De redactie van de krant sprak als reactie de wens uit dat ook nog andere belangstellenden met goede denkbeelden zouden komen waaruit de Amsterdamse vroedschap dan een keuze zou kunnen doen.

Na een volledige pagina beursberichten eindigde m’n verkenning met berichten waaruit je kon afleiden dat het leven in Amsterdam tijdens de eerste oorlogsdag bijna volledig tot stilstand was gekomen. Zo waren er strenge verduisteringsmaatregelen ingesteld waarbij woningen en bedrijven verplicht waren om te verduisteren. Iedereen en alles werd daarbij gecontroleerd op ontsnappende lichtstraaltjes door leden van de luchtbeschermingsdienst.
In een ander bericht werd geschreven dat de stad bijna uitgestorven was. “Er liep bijna geen mens op straat. Schouwburgen en bioscopen waren gesloten evenals vrijwel alle cafés. Er reden nog wel trams, in langzaam tempo en met slechts een paar blauwe lampen. Op een paar auto’s en fietsers na heerschte er heel den avond een schier doodsche stilte”.

Zo gingen we de eerste oorlogsnacht in. Met de wetenschap dat er de volgende dag geen post werd bezorgd. “In verband met den oorlogstoestand,”vertelde de PTT, “werd er tot nadere aankondiging geen briefpost meer besteld”.
En ook de sportbeoefening werd op een laag pitje gezet. Geen voetbal op de Pinksterdagen werd namens den Koninklijken Nederlandschen Voetbalbond medegedeeld.
Toch dan maar proberen om er met de auto een dagje op uit te gaan? Dan wel even letten op een aanbeveling van de ANWB om niet te snel te rijden. “Want, . hoe sneller u rijdt … hoe sneller de benzinedistributie arriveert”. Als maximum aan te houden snelheid adviseerde de ANWB 70 kilometer.
Dat alles las ik in het ochtendblad van het Algemeen Handelsblad van 11 mei 1940. Een krant waarvoor de abonnee uit 1940 44 cent per week moest betalen.

De tweede krant die ik doornam was het avondblad van het Algemeen Handelsblad van 11 mei. Daarin was de berichtgeving al minder optimistisch. “Duitsche schanddaden” berichtte de krant en de aanvaller bleek niet afkerig te zijn van “de laagste methoden”. Maar er was steun onderweg uit Engeland. Koning George (stotteraar weten we sinds kort door de film over zijn leven) had in een telegram aan koningin Wilhelmina hulp toegezegd. “Onze legers haasten zich Uwer Majesteits strijdkrachten te helpen. Nederland zal het land blijven van vrije menschen”.
Of de majesteit daar tevreden mee was werd me niet duidelijk. Ze deed in ieder geval een beroep op de koning van Italië.
Wat me opviel was dat er (nog) niet over gesneuvelden aan Nederlandse zijde werd bericht. Wel over vijandelijke parachutisten die “ in grooten getalen” werden vernietigd. En ook op andere plaatsen in Europa vielen al honderden slachtoffers te betreuren. Zowel militairen als burgers.
Al bladerend plukte ik hier en daar wat berichtjes. In Zwitserland werd de bevolking dringend aangeraden een huisapotheek in te richten. En de vijand speelde vals door zich te verkleden, “ten deele in burger, ten deele in Nederlandsche uniformen”.
“Lafste ontaarding bij den vijand” stond er als kop boven en “verraderlijke moordaanslag in plaats van strijd met open vizier”.
Ik keek een beetje vreemd op van het bericht dat veel mensen niet op de hoogte waren van de betekenis van het sirenegeloei zoals de krant het uitdrukte. Was dat dan niet bekend gemaakt in de maanden voorafgaande aan de Duitse aanval? Voor de krant was het in ieder geval aanleiding om nog eens in een uitgebreid artikel de verschillende signalen uit te leggen.
Nog een onderwerp waarover ik iets had verwacht was de jaarlijkse luilakviering. Luilak, het folkloristisch gebruik in Noord Holland om de zaterdag voor Pinksteren langslapers te bespotten waarbij de jeugd al voor dag en dauw door de straten trok om met veel lawaai iedereen wakker te maken. Een viering die nogal eens uit de hand liep. De krant van zaterdag had er kennelijk niets over te melden. Geen berichten of het ergens uit de hand was gelopen of als gevolg van de oorlog niet had plaatsgevonden.
Ik moet wel terugkomen op de twijfel die ik over de mogelijkheden voor de Moederdagviering uitsprak. Flip zette de moeders voor één dag op een voetstuk waarbij alle andere nieuws in de krant verbleekte. Onder de titel Morgen is het Moederdag joeg hij iedereen de deur uit om alsnog iets voor moeder te kopen. Jammer alleen dat het voor velen te laat dreigde te worden omdat boodschappen doen op zaterdagavond niet meer mogelijk was. B&W van Amsterdam hadden namelijk besloten dat alle winkels op ‘zaterdagavond tot nader order om acht uur gesloten dienden te worden’.
Als je dat dan toch deed moest je er vooral voor zorgen dat je niet opviel bij de politie of militaire patrouilles. Die hadden opdracht om iedereen aan te houden die zich verdacht gedroeg. Dat was het gevolg van een order, van B&W denk ik, dat je moest gehoorzamen aan de bevelen van politie en militairen. De man op de Overtoom die dacht dat het niet voor hem gold ondervond daarvan meer dan pijnlijke gevolgen. Toen hij “ondanks de sommatie van een agent van politie weigerde om te blijven staan schoot deze hem neer waardoor de weigeraar zwaar werd gewond”. Op Wittenburg weigerde eveneens iemand te voldoen aan een bevel van een militaire patrouille om te blijven staan. Op de man werd een schot gelost, waardoor hij onmiddellijk werd gedood.

Was ik tijdens m’n dwaaltocht door al dat bedrukte papier al iets tegengekomen over de gevolgen van de luchtgevechten boven de stad? Waren er bommen gevallen in de havens of op Schiphol? Het antwoord was teleurstellend. Ik bedoel teleurstellend in die zin dat de krant er in alle talen over zweeg. Dat vond ik vreemd, vooral omdat ik wel een artikeltje tegenkwam waarin de inwoners van een paar bedreigde wijken in Noord en Amsterdam West de mogelijkheid werd geboden om te evacueren naar de buitenwijken.

Al met al stonden er vreemde Pinksterdagen voor de deur. Ik had wel willen weten of er adviezen waren hoe we de Pinksterdagen moesten doorbrengen. Mocht je eigenlijk de stad nog uit, naar je volkstuin of het Bosplan? Ik kon me echter voorstellen dat de mensen liever thuisbleven. Maar wat deden ze dan? Stonden ze op straat in groepjes te discussiëren. En wat deed de NSB-buurman op de hoek. Had die de Duitse vlag al uit of hield ie zich gedeisd.
De krant van zaterdag vertelde me er maar weinig over.
Ik had verder ook wel willen weten wat er voor weer werd verwacht. Maar een weersverwachting zoals die ons tegenwoordig dagelijks wordt gepresenteerd ontbrak in de krant. Via internet heb ik dat even opgezocht en zag dat het op 10 mei mooi weer was met volop zon en 20 graden.
Op 11 mei ook nog zonnig maar iets minder warm en op 12 mei een graad of veertien met bewolking en zon en hier en daar een bui.
Maar goed, je kon in ieder geval naar de film, dat wil zeggen, ik neem aan dat de bioscopen weer open waren. In de krant stond het filmprogramma voor die week met een Engelse klucht in de City en de Zwitsersche Robinson in Tuschinsky. Interessant en avontuurlijk de laatste.


De krant van zondag 12 mei was de laatste in m’n rijtje. WE KRIJGEN HULP stond in kapitalen op de voorpagina. Engelse en Franse strijdkrachten waren ons te hulp gekomen maar de Duitse troepen rukten toch op. “Ten oosten van Arnhem en meer stroomafwaarts was de vijand er in geslaagd den IJssel te overschrijden”.
Twee pagina’s lang werd de lezer daarna over de stand van zaken in Europa en daarbuiten geïnformeerd. Verder was ook de pagina met beursberichten weer aanwezig en de resterende 7 pagina’s waren gevuld met advertenties en artikelen over Da Vinci’s avondmaal, de honderdste geboortedag van Alphonse Daudet, de bereidwilligheid van prinses Juliana om haar naam te geven aan “een boekwerk waarvan de opbrengst bestemd is voor deze nobele instelling”, boekbesprekingen, reisbestemmingen, enzovoort. Allemaal artikelen die je ook op 12 mei in 1935 in de krant zou kunnen tegenkomen of op 12 mei 2011.
Hoe de inwoners van Amsterdam op de oorlogssituatie reageerden kwam ik echter niet tegen. Ik moest het doen met nieuws van Rondom de hoofdstad en daarin werd gelukkig iets verteld over Haarlem. Daar was het rustig. “Een stemming van kalmte en zelfbeheersching” noemde de krant het. “Herhaaldelijk trokken vliegtuigen over de stad, de meeste vlogen zeer hoog, maar ze waren op den weg goed te volgen. Het verminderde autoverkeer en vooral de geheele uitschakeling van het autobusverkeer gaf de stad een grootere rust dan zij gewoonlijk had. Daar stond tegenover dat de straten vol waren van wandelende menschen.”
Dat gold dan niet voor de avond want de kantonnementscommandant had bepaald dat men Haarlem tussen acht uur ’s avonds en vier uur ’s ochtends niet in of uit mocht. Bovendien mocht niemand ’s avonds na acht uur zonder dat daar noodzaak voor was, op straat.
De laatste voorstelling van de bioscopen - Hollywood cavalcade in het Rembrandttheater en Ninotchka in Luxor- eindigde daarom om acht uur.
Over dat uitgangsverbod las ik op een andere pagina dat men in Den Haag na half negen ’s avonds niet meer op straat mocht. In Amsterdam gold dat in opdracht van de luchtbeschermingsdienst alleen voor auto’s en fietsen zodra het donker was.
En dan ontdekte in een hoekje toch nog een paar regels tekst over een bom op de stad. “In de hoofdstad heeft een Duitsche bommenwerper op zaterdagochtend een bom laten vallen op de hoek van de Heerengracht en de Blauwburgwal”. Bij die mededeling bleef het. Geen verslag over de schade en eventuele slachtoffers.
Maar de schrik zat er wel goed in want de apotheken kregen gelijk de opdracht om voortaan dag en nacht geopend te blijven en hulp te verlenen.

Zo begon de aanval van Duitsland in 1940, een strijd die vijf dagen duurde en misschien nog wel langer had kunnen worden voortgezet als het bombardement van Rotterdam er niet een einde aan maakte.
Ik werd van m’n verkenningstocht in die drie kranten niet veel wijzer over alles wat er in Amsterdam moet zijn gebeurd. Zag wel veel berichten over de koffiemarkt, katoenprijzen en de april afleveringen van U.S. Steel Corp. maar daar ging het me nou net niet om.

Wat er na 15 mei met ons gezin gebeurde is een verhaal dat ik een jaar of tien geleden al schreef. Voor ik dat ook zou vergeten.
En door het initiatief van m’n jongste zoon staat het al een paar jaar in onze website.
De naam?
“Voor ik het vergeet” natuurlijk.
9-5-2011
erJeetje

Omhoog