Ingezonden bijdrage van Joop Jansen

Terug naar de vorige pagina <<

 

index ingezonden

Nederland

Pagina van Joop Jansen

 

omhoog   Melkboeren
       

Wij zijn in 1944 in de korte Meerhuizestr 8" gaan wonen. Op de 1e etage, woonde ook een Jansen, dus twee Jansens boven elkaar.
Mijn vader zat bij de luchtbescherming en Jansen op de eerste verdieping zat in de handel. Boven ons huis had elke verdieping nog twee kamers en mijn vader had een sleutel pas gemaakt op de kamers van onze beneden buren Jansen. Waarom? Deze kamers lagen vol met groente en dat was zijn handel.
Wij hadden niets en mijn vader kwam elke dag met groente thuis en zei hij, dat hij weer een maaltje op de kop heeft weten te tikken. Mijn moeder geloofde dat altijd, tot dat hij mijn moeder niet meer gedag zei en zij vroeg wat er aan de hand was? "Niets", was zijn antwoord, wat moest hij anders zeggen, het was zwarte handel!
Ik meen in 1944 is de melkboer in de Borsenburgenstraat Landman overleden en nam moeder de zaak waar. Zij had twee dochters en een zoon, deze zoon Gerrit die de wijk later reed heeft mijn vader en moeder tot 1972 als klant bediend. Ik meen, dat zijn oudste zuster nog de winkel heeft. Als broekie was ik een beetje verliefd op haar, maar dat heeft ze zelf geloof ik nooit geweten.

Foto: Jos Wiersema
Gerrit Landman met zijn zus Ida - 2005

In de Vechtstraat was melkboer Russer. Hoek Meerhuizenstraat / Meerhuizenplein was een melkboer gevestigd wiens naam ik expres ben vergeten en in de Holendrechtstraat was melkboer v. Diemen. Han van diemen was mijn vriend en mocht dacht ik, als enige binnen komen. Een hard werkend gezin en de namen weet ik nog uit mijn hoofd. Adri, een priester Dominicaan, is later naar Rome gegaan. Gerda, Theo, Han, Thea, Annie, Willy, Truus en Agata. Han is, dacht ik door mij ook voor electriciën-instrumentmaker gaan leren en is later naar de E.T.S gegaan. Ik doe ze hierbij de hartelijke groeten en misschien hoor ik nog wat.

Ter nagedachtenis aan de bewoners van Korte Meerhuisenstraat 8/2
bron: www.joodsmonument.nl

Weduwe Judith Aronson-Polak
Simcha Speelman-Polak

Overzicht digitale gedenkstenen in de Rivierenbuurt

omhoog    De broedersschool

De Wetbuurt, waar ik voor 1944 woonde, behoorde tot de Thomasparochie en als katholiek jongentje ging je naar de broedersschool in de IJselstraat. Ik vond het een fantastiche school en de broeders gingen tijdens het overblijven, vaak mee voetballen en dat ging hun bijzondergoed af, ondanks, dat ze in die dagen nog gekleed gingen. De namen weet ik nog te herinneren Broeder Gerlach, meester de Lange, br. Odulphers, meester Meyer, br. Benedictus en br.Orontius. Broeder Orontius had ik in 6e klas, het was hongerwinter, de kachel was niet aan en moesten met onze jasjes aan in de klas zitten.Deze man ging dan een verhaal vertellen over Puk en muk ,dat waren twee kaboutertjes en dan fantaseerde hij dat verhaal helemaal tot het einde.Het leuke is,dat al mijn kleinkinderen weten wie puk en muk zijn,daar ik het van die broeder heb overgenomen en ook zij vinden het prachtig

Joop Jansen - 15 september 2006

omhoog   Eten bij de familie Vlasman

De Thomaskerk die in de Rijnstraat stond, hij is helaas afgebroken, had ervoor gezorgd, dat ik, als jongste telg van ons gezin, in de hongerwinter 44-45 bij de Fam. Vlasman op de Zuidelijke Wandelweg elke dag mocht eten.
's Middags, haalde ik eerst een meisje uit de Rijnstraat op en liepen wij spelend door de Rijnstraat, over het land, langs het Amstelparkbad dat de naam van de Duitse bezetting Miranda niet meer mocht dragen, zo naar de villa van de Fam. Vlasman.
Deze villa stond als laatste langs de Zuidelijke Wandelweg, aan de linkerkant voetbalvelden, tuinderijen en daar achter de dijk, wat later de snelweg is geworden.
Aan de rechterzijde het zand.

Foto: Harry Pierik
Zuidelijke Wandelweg

Als wij bij de fam.Vlasman aanbelden, deed mevrouw de deur open en zij zei: "daar zijn mijn kinderen weer". Daarna gingen wij de kamer in en kregen aan een klein tafeltje ons bordje warm eten met in het midden een kuiltje warm vet.
Een koningsmaaltijd vonden wij.
Na de oorlog, mijn ouders hadden geen cent meer, heb ik als dank mijn spel aan mevrouw   Vlasman's dochtertje gegeven en het meisje uit de Rijnstraat, een bedelarmbandje.
De familie Vlasman had twee zonen en een meisje, dat Willy heette en de dienstbode heette Jo en kwam uit de Beemster.
Graag zou ik nog een reactie en de naam van dat meisje uit de Rijnstraat willen lezen,
Ik wil de Fam Vlasman nogmaals bedanken !

Joop Jansen - 16 september 2006

omhoog   Moffenkoppen

Einde van zomer van 1944, stonden in de Korte Meerhuizenstraat allemaal Duitse auto's. Wat die Duitsers moesten, wist ik niet, maar wij vonden dat als kind wel interessant en stonden bij die wagens te kijken of er wat te halen viel. Onze straat, die door de voortuinen en de hopen vuilnis al niet zo breed was, was het door die Duitse wagens stik vol.
Op het Meerhuizenplein heb je een onderdoorgang welke naar de Meerhuizenstraat gaat. Onder die poort hadden ze een kookwagen neergezet, waar de kok, mocht het gaan regenen, toch droog stond en hij zijn werk kon uitvoeren.
Deze soldatenkok had zijn legerkistjes uitgetrokken en deze achter een muurtje van de voortuintjes geplaatst. Ik moet u zeggen dat ik zijn niet met stelen ben grootgebracht, maar ik heb wel deze schoenen stiekem gepikt. Thuis heeft mijn oudste broer Chris ze aangetrokken en had dus ook weer schoenen.
Waarom moffenkoppen?
Van die half hoge laarsen of hoge schoenen, waren de zolen vol met ijzeren noppen beslagen, rondom de hak een ijzeren beslag en die ijzeren noppen noemde wij moffenkoppen.
Tot dik na de oorlog heeft er een zwarte roetplek tegen het plafond van de poort gezeten.

Joop Jansen - 18 september 2006

omhoog   Mitrailleur

De oorlog liep zo'n beetje ten einde, de vliegtuigen van de Engelsen hadden voedsel etc. op het land bij de Rivierenlaan uitgeworpen, dat werd via bonnen aan de mensen verstrekt. De meeste mensen hadden het binnen een week opgegeten en was het weer hongerlijden.
Mijn zuster Fiena was met mijn broer Adriaan naar de boeren gegaan om eten te halen en   kwam na een poosje alleen terug.
Zij had mijn broer onder een valse naam bij een boer in Overijsel weten onder te brengen
Toen ze in een klooster mochten slapen, kreeg ze van een non een valse naam op en de boer waar ze zich moest melden. Adriaan heette toen Herman Roelofsen.
Direkt na de oorlog kwam hij al naar huis en wist niet dat er nog honger geleden werd, hij was de enige met een dikke kop.
Buiten dat wij met de legervoertuigen meereden, liepen we ook met de B.S mee, om mensen die fout waren, op te halen. Dat was een hele optocht met een hoop geschreeuw.
Maar wat wij prachtig vonden was het verbranden van al dat Duitse spul achter het Amstelstation.
Mijn broer heeft daar een mitrailleur uit dat vuur gesleept en mee naar huis genomen. We hebben hem schoongemaakt, maar........ wij hadden geen kogels.
Onze moeder wist daar niets vanaf. Daarom hebben wij dat ding buiten het huis om naar de bovenkamer gebracht.
Via, via had mijn broer Engelse kogels weten te bemachtigen. Die pasten krap maar   hebben daar een paar keer op het plat in de muur geschoten. Dat was heel gevaarlijk want  wij moesten de huls er met een traproetje uitslaan.
Later is die mitrailleur door de politie in beslag genomen, met een hoop gedonder voor onze vader, omdat hij nog steeds bij de luchtbescherming in dienst was.
Toch goed afgelopen.

Joop Jansen - 19 september 2006

omhoog  De verkenners

Direkt na de oorlog werd de verkennersbeweging weer opgericht.
Deze groep heette St.Tarcisiusgroep en als troephuis, hadden wij eerst een onderkomen in de gymnastieklokaal van de broederschool in de IJselstraat. Later zijn wij naar een school in de Laings Neckstraat in oost verhuisd en daarna een groot winkelpand hoek Amsteldijk - Kromme Mijdrechtstraat.
De hopman was Piet van Bijl, de vaandrigs Frans Picavet en Hein Oeverhaus.
Ik zelf werd
A.P.L (Assistent Patrouilleleider) en mijn P.L (Patrouilleleider) was Rudy ?, die naam is mij ontschoten. Onze patrouille heette de Eksters.

Een nieuw troephuis.
Ons nieuwe troephuis, stond op een stuk land naast de Boerenwetering aan de Zuidelijke Wandelweg.
Wij hadden daar een geweldig onderkomen, met een openhaard, helemaal naar onze zin.
De patrouillehutten, moesten wij zelf bouwen, wat door de schaarste moeizaam verliep.
Ik zelf was nu P.L geworden en Rudy Tijburg A.P.L, onze patrouille heette de Herten.
Han van Diemen was P.L van de Spechten, Nico Kors was P.L van de Katten, Hans Fokkens P.L van de Merels. Hopman Terrielen ging over het geheel.
Aalmoesenier was pater Lampe.
Ik moet u zeggen, dat wij daar een geweldige, leerzame en gezellige tijd hebben gehad.
Vaandrig Frans Picavet moest voor zijn nummer als soldaat naar de Oost en in zijn plaats
kwam vaandrig Beekveld.
Hans Fokkens, die een bloemenzaak in de Rijnstraat heeft, heb ik nog gesproken en Frans Picavet heb ik ook gesproken. Hij is nu 81 jaar en woont in Diemen.
Ik zou graag ook iets van de anderen via deze site willen vernemen.

Joop Jansen - 21 september 2006

omhoog  Solidair

De oorlog is afgelopen, de Jappen hebben Indonesië verlaten en de Hollanders moesten onze overzeese gebiedsdelen weer zien terug te krijgen.
Een hoop elende, daar de bevolking, ook wijzer zijn geworden, en zij dus het land onder eigen bestuur willen nemen.
Mijn broer Adriaan, net 18 jaar ging als eerste oorlogsvrijwilliger (O.V.W) naar de Oost.
De Noordzee lag nog vol mijnen en de Engelsen hadden een baan van IJmuiden naar Engeland schoongeveegd, zoals dat in vaktermen heet.
Hij is met de Johan van Oldenbarneveld, een pasagiersschip, naar Engeland gegaan en heeft daar zijn opleiding gekregen. Daarna is hij met de Cota Inten naar Oost Indië vertrokken.
De situatie daar, hoef ik u niet te vertellen, dat is u allen wel bekend.
Maar......hij trof daar een meisje aan en naar een korte verkering, is hij getrouwd.
In 1949 kwam zijn lichting weer terug en heeft de hele Korte Meerhuizestraat gevlagd. Er   hingen zelfs spandoeken uit de ramen met als onderschrift ,,WELKOM,,
Dit noem ik nog eens SOLIDAIR en ik vraag mij af, of wij dit nu nog zouden doen?
Ik had een schoonzuster Ethelka Gloria Jansen - Krijgsman, jammer genoeg is zij in 1965 overleden en ik was oom van een schattige meid Rieta, welke ook in Indonesië was geboren.
De Korte Meerhuizestraat is aan de even zijde niets veranderd, alleen, op een enkeling na, wel de bewoners, die met andere normen, deze straat willen of moeten bewonen.
Het zijn andere tijden en dat zeiden onze voorvaderen misschien ook!

Joop Jansen - 27 september 2006

omhoog  Herinneringen aan de Thomaskerk

Ik zat nog op de lagere school in de IJselstraat en ging zoveel mogelijk naar de kerk. Dat  werd door de broeder bijgehouden. Na zoveel keren kerkbezoek kreeg je als beloning een bidprentje. Het aantal bezoeken werd ook op je rapport geschreven.
Zondags moest ik ook naar de kerk, want ging je niet dan kwam je ook niet in de hemel   maar in de hel. Daar was je als de dood voor en ging je dus, al verveelde je je mij dood.
Dat hele kerkgebeuren vond ik als jochie al een vervelende zaak.
Ik moest, en zovelen met mij, aan de linkerzijde vooraan zitten en het mooiste vonden we  het houten kruis dat tegen de muur hing.
Ik had ontdekt, dat als je dat kruis een zet gaf, het net als een klokslinger heen en weer ging en met een schurend geluid de kerk beroerde, waar de mensen zich door ergerden.
Wisten wij veel.
In de kerk liep een wacht heen en weer met een scherp om, het opschrift luide "eerbied in Godshuis"
De hr. Fuente zoals die man heette, haalde je dan van die plaats af en moest je op een andere plaats zitten.
Ik woonde nog in de Wetbuurt en later in de korte Meerhuizestraat. Zondags als ik naar de kerk moest, ging ik met medekerkgenootjes achter het Amstelstation voetballen. Ik werd,   als jongste jochie, naar de kerk gestuurd om te kijken wat voor een kazuivel de priester aanhad, om daarna weer te gaan voetballen.
Mijn moeder had dat bedacht en als de kerk uitging, wij ook netjes thuis kwamen, zei vroeg en wij, mijn broer en ik het konden zeggen wat hij aan had.
Biechten deden wij klassikaal, gingen dan in de rij van school naar de kerk en in de kerk je beurt afwachtend, bedenken, wat je voor een stoute dingen je zoal gedaan had.
Ach wat deed je voor een zonden, dat zal zo'n priester ook wel gedacht hebben.

Ik heb als jonge jongen, pas een meisje, een discussie met mijn aanstaande schoonvader over de biecht. De man, goed rooms, waar haal ik de moed vandaan, om dat de man aan te doen, vertelde ik mijn mening dat de biecht de priester het gegeven gaf, wat er zoal in de parochie gaande was. Mijn schoonvader heeft mij er niet uitgeschopt, maar ik had het wel verbruid bij hem. Later heb ik dat aan een priester voorgelegd en deze gaf mij op bepaalde dingen na, gelijk.
Helaas was mijn schoonvader toen al overleden en kon ik het hem niet meer mededelen Aan de Thomaskerk heb ik toch goede herinnering.


Pastoor Dickman
foto: J. Jansen

Ik ben wat ouder geworden, het ter kerke gaan, heeft mij naar het balkon van deze kerk gebracht, waar ook mijn vrienden stonden, daar in die tijd de kerk stampvol zat, stonden wij op het balkon te schaken met een zakschaakspel. Als de koster, die wij de billenknijper noemden, (hij kon namelijk niet van deze vrouwenjuwelen afblijven) er dan aankwam, dreigde hij, dat hij het zou afpakken als wij er niet mee ophielden. Na de mis hielpen wij de hulpkoster met het luiden van de klokken. Je had in onze dagen op zondag nog vijf missen, ga er maar aanstaan, dat krijg je nu in geen vijf dagen meer vol. Helaas is onze Thomaskerk gesloopt en God laat het met de priesterroepingen ook afweten.
Waar gaan wij naar toe?

Joop Jansen - 5 oktober 2006

omhoog  Minne Sluiter

Na mijn ambachtschool als electriciën-instrument een makersdiploma gehaald te hebben, ben ik leerling instrumentmaker bij de firma Proca (projectie-camera's) geworden. Ik verdiende ƒ 2,50 en heb het in die drie jaar dat ik er met plezier gewerkt heb, het tot ƒ 10 in de week gebracht.
De reden dat ik bij Minne Sluiter ben gaan werken,was, dat de leerling electriciën ƒ 27,50
in de week verdiende. Ik werkte dus in de Scheldestraat, waar de winkel, en in de tuin, de schuur waar de werkplaats van de radiomonteur Jan Swart was.
Met de radiomonteur hr. Schurink hebben wij tv-antennemasten op de daken geplaatst, welke met een schoorsteencorcet, om een schoorsteen werd bevestigd.
In die tijd, er waren twee uitzendingen per dag van een uur, stond de tv de hele dag op testbeeld aan. Het kantoor van de hr. Sluiter was op de eerste verdieping. Dekantoormedewerkster heette Tilly. De werkplaats met magazijn en tekenkamer enz. was in de Willibrordusstraat gevestigd. en de hr Akkerman was de chef over de werkplaats.
Ik heb daar kort gewerkt en ben toen naar installateur G.Delo gegaan en 9 jaar later weer terug gekomen. Inmiddels was de Willibrordusstraat opgeheven en was alles samengebracht in de Scheldestraat. De schuur was de werkplaats voor de koelkasten. De radiomonteurs, we hadden er vijf, in een kamer naast de winkel, het magazijn in de kelder en Jan Swart had de gehele leiding. Zeer prettig gewerkt, maar er was een bestedingbeperking en het werk was zeer moeilijk binnen te halen, ben daarom toen weggegaan. Toch heeft Minne Sluiter in die dagen een bus gehuurd en met het gehele personeel incl. de vrouwen naar de wereldtentoonstelling "Atomium" meegenomen.......geweldig was dat.
Deze zaak bestaat overigens nog steeds.

Joop Jansen - 23 oktober 2006

omhoog  Zwemmen

Doordat Han v.Diemen van de ambachtschool naar de E.T.S ging, ben ik hem uit het oog verloren en kreeg ik een vriend Hans de Boer, die al bevriend was met Ton Lambregts.
Het is een wonder, dat zoiets stand hield, maar bij ons ging dat goed, alleen met de meisjes liep dat soms verkeerd en was er één de pisang.
Het wonderlijke is, dat wij nooit in het Mirandabad hebben gezwommen, maar altijd in de Amstel, Vinkeveenseplassen of de Merwede. Als we in de zomer naar ons vaste stek van de Amstel gingen, liepen wij door de Rijnstraat over de nieuwe brug van de Amstel naar beneden langs de Amstel richting Ouderkerk en bij het eerste pontje zwommen wij.
Je kon wel een meter of dertig door de modder lopen en dan kwam je in een vaargeul.
Ik moet er nu niet meer aan denken dat wij dat deden, daar er in onze tijd ook al wat rotzooi in het water werd gesmeten en je ergens in kon trappen. De Amstel was in die tijd nog redelijk schoon en Hans heeft zich menigmaal daar gewassen. De vraag waarom, is prive.
De villa die nog bewoond werd, was van de fam.Elsenburg, die je vanaf de brug naast een textielfabriek zag staan. De vader van deze fam. was de oprichter van de pelgrimstocht naar Heiloo, of dat nog gedaan wordt, is mij niet bekend. Naast de villa was een landje van de zeeverkenners en daarnaast een uitspanning,   restaurant, dat nog bestaat.
In de winter was het Zuiderbad ons zwembad en gingen wij daar ook douchen, dat scheelde weer in de centjes voor het badhuis. Het is een gezellig ouderwets zwembad met een grote schelp als waterval en wij hebben ons daar altijd kostelijk vermaakt. Na het zwemmen gingen wij meestal bij een oom van Hans schaken. In deze tijd, zou je een saaie piet genoemd worden, maar die tijd was zo en vermaakten wij ons goed. In welke tijd je ook leeft, heeft zijn voor, maar ook zijn nadeel.

Joop Jansen - 28 oktober 2006

omhoog  Beeldsnijder

Mijn vriend, Ton Lambregts, woonde op het Meerhuizeplein, hoek Kromme Mijdrechtstraat op de 1e etage.
Hij woonde er met zijn vader, die weduwnaar was, en bij Roos, welke achternaam ik niet meer weet, inwoonde. Ton kwam uit een gezin van 7 kinderen, waarvan zijn broer en zuster Wil getrouwd waren, één broer Gert woonde op kamers, zijn zuster Annie en zijn broers Peter en Jan waren in een weeshuis. Mijn andere vriend Hans de Boer en ik waren vaak bij Ton's vader en vonden het er bijzonder gezellig, daar zijn vader zong en zijn hospita Roos, die ook vaak in deze kamer vertoefde op een citer de zaak begeleide. Ton's vader was beeldsnijder en dat deed hij in een erker van deze kamer, waar ook geslapen en gegeten werd. De man zat vol met verhalen en wij hingen aan zijn lippen. Toch, nadat ik Ton weer gesproken had, was het geen koek en ei met zijn vader. Hij was, zo voelde hij dat, een derde wiel aan de wagen en zat hij zijn vader een beetje in de weg, wat ook tot ruzie leidde en moest hij daarna naar het Aloisiushuis in de Elandstraat. Dit gaf Ton achteraf wel een hoop rust en waren wij als vrienden er ook welkom. Wat was er aan de hand met zijn vader?
Er was een romance tussen hem en zijn hospita ontstaan en ja, hoe gaat dat als er nog een jongen in die kamer is. Afijn, ze zijn gelukkig getrouwd en hebben geloof ik nog kinderen gekregen ook. Een kruisbeeldje, welk Ton zijn vader gesneden heeft en ik van hem gekregen heb, hangt nog steeds boven de deur van mijn huis en als ik daar naar kijk, moet ik toch steeds aan deze man denken. Het is inmiddels alweer 45 jaar geleden en wonen er weer andere mensen.
Zo gaat dat in het leven, plaats maken voor een andere generatie!

omhoog   Aan de overkant van de Amsteldijk

Direct na de oorlog, wij waren nog schamel gekleed, was ons speelterrein meestal aan de overkant van de Amstel. U moet zich voorstellen, dat de enige verbinding vanaf zuid, de Berlagebrug en de gemeentepont bij de Zuidergasfabriek was. Zoals ik al eerder schreef waren wij, Han v. Diemen, Jopie Jansma en mijn persoon vaak aan de overkant van de Amstel te vinden. Vliegeren deden wij op het braakliggend stuk voor het Amstelstation, naast de Blooker chocoladefabriek, waar nog een gat in de grond zat dat   was afgezet met hout met een aarden wal er omheen, dat door de Duitsers gebruikt moest worden als dat nodig was, maar nooit dienst heeft gedaan. Jopie Jansma wist een mooie plaats waar je een hut kon bouwen. We gingen met de pont, welke een kleine versie van de grote ponten over het IJ was, de Amstel over, via de pont rechts af, over het ophaalbruggetje, honderd meter verder het zwarte pad af.
U kunt het zich nu niet meer voorstellen, maar wij waren nu uit de stad. Links was het terrein van de Zuidergasfabriek en rechts van dit pad waren de landerijen.
Over dit pad lopend kregen wij een bos dat bij de fabriek behoorde en wat ons later is verteld, het jachtterrein was van de fabrieksdirecteur die er ook fazanten liet lopen.

Dit moest ons terrein worden voor een hut te bouwen.
Wij sprongen over de sloot en begonnen eerst een kuil te graven, hiermee klaar moest er ook hout komen.
Hoe kom je aan hout? Geen probleem, we hadden immers de bomen toch.
Je moet er nu niet meer aan denken, dat je jongens bomen ziet omhakken om een hut te bouwen. Maar wij deden dat en er was ook een boel spanning dat wij door het personeel van deze fabriek gesnapt zouden worden en ons werk voor niets geweest zou zijn.
Wij hebben geloof ik in een dag of vier een geweldige hut gebouwd kompleet met zitbanken, gevuld met hooi en kachel.
Deze kachel die wij van een ton, kompleet met pijp hadden gemaakt. Een pannendeksel deed   dienst om het gat af te dichten als deze met takken en coke's gevuld was en dan brandde als een lier. Het heeft wel mijn schamele plusfourbroek verknoeid.
Mijn vriend ik gooiden met een tak het deksel van de kachel af en deze belandde precies achter op mijn bank. Zonder het te weten ben ik daar op gaan zitten en u raadt het al; groot gat in mijn broek.
Hoe vertel je dat aan je moeder? Eerst ben ik naar mijn zuster gegaan, die naaister was en ik als snotjochie van 13 jaar, zij was een jaar of 19, vroeg of zij dat even kon naaien.
Fiena moest er flink om lachen en zei, ga jij maar eerst naar moeder en vertel maar wat er gebeurd is.
Hoe vertel je zo iets, als er weinig geld is en geen kleren te koop zijn?
Ik vertelde, dat mijn vriendje dit had meegemaakt en met een groot gat in zijn broek naar huis moest. "Moet u daar niet om lachen?" vroeg ik mijn moeder en zij moest toen lachen, nou zei ik "dat vriendje ben ik" en liet haar dat gat in mijn broek zien. Het ijs was gebroken en heb niet op mijn donder gekregen.
Toen de broek gemaakt was renden mijn oudste broer Chris en ik naar boven, wij woonden op de tweede etage. Op de trap grijpt hij mij bij mijn broek vast en scheurt het hele achterstuk los.
Toen was er wel herrie in de tent van de Korte Meerhuizenstraat 8".

Joop Jansen - 16 december 2007

omhoog   Nog even door ons buurtje

Nog even ons buurtje met de grenzen, Amstelkade, Amsteldijk, Vrijheidslaan en de Vechtstraat.
Wij lopen om te beginnen vanaf café de Rijnbar over de Amstelkade richting Borsenburgenplein.
Daar aangekomen, zien wij het transformatorgebouw, dat de geallieerden in de oorlog met een bom wilden raken. Deze kwam echter in het plantsoen tot ontploffing en het gebouw bleef intact.
Wij lopen verder, gaan de hoek van de Amsteldijk om en bij de Uihoornstraat aangekomen zien wij de apotheek met daar tegenover de gietijzeren paardendrinkbak. Tegenover deze drinkbak staat mij nog een banketbakker bij. Wij lopen door de Uithoornstraat tot aan de Holendrechtstraat en zien daar aan de linkerzijde een kruidenierszaak en de melkwinkel van v. Diemen en op de hoek Meerhuizenstraat de kolenhandelaar, wiens kolen in de slaapkamers van het benedenhuis lagen opgeslagen. Tegenover deze kolenhandelaar ligt de fietsenwinkel annex stalling. We lopen langs deze zijde verder en zien nog een melkwinkel.
Wij lopen terug naar de Uithoornstraat, gaan rechts af en naar het Meerhuizenplein. In dit stuk straat had je een gesloten huis waar je losse boorden van overhemden etc. voor wassen en strijken kon brengen. Dan op het Meerhuizenplein een groentezaak met op de hoek met de Kromme Mijdrechtstraat de kapperszaak van Zwart.
Verder lopen we door de Uithoornstraat richting Vechtstraat. Daar heeft in de oorlog in een benedenhuis nog de luchtbescherming gezeten. Wij zijn nu in de Vechtstraat en beginnen vanaf de Vrijheidslaan. Op de hoek, waar nu een zuurwinkel is, zat vroeger een bakker met daar tegenover de dameskapper.
Door de vechtstraat lopend richting de Amstelkade, treffen wij de melkwinkel van Russer en op het eind een kapper met een autorijschool waar ik mijn eerste rijlessen kreeg.
Deze lessen kostten geloof ik 7 gulden per uur en mijn hele rijbewijs heeft mij iets van 80 gulden gekost.
U moet het wel in die tijd zien en dat ik toen 27,50 gulden per week verdiende.
Nu is het een lachertje, maar toen een godvermogen. Wij gaan de Borsenburgenstraat in, zien aan de linkerhand een groentezaak, dan Landman de melkzaak, de sigarenwinkel en op de hoek met de Korte Meerhuizenstraat de drogist. Op het Borsenburgenplein had je de Mulo school en op die andere hoek nog een groentezaak. Nu gaan wij de Korte Meerhuizenstraat in en zien daar de kruidenierswinkel van Blenderman, met daar tegenover bakkerij v.d. Berg en op de hoek ook een melkwinkeltje. Wij zijn nu aangekomen op het Meerhuizenplein, waar de lagere school met een mooie blauwe gevelklok ons nog het gevoel van vroeger geeft.
Veel winkels zijn er niet meer of zijn tot woning getransformeerd met als laatste de melkwinkel van Ida en Gerrit Landman.

Joop Jansen - 13 oktober 2008

omhoog   Spijt

Als Katholiek jongentje behorende tot de Thomaskerk en meelopertje van negen jaar, van mijn vier jaar oudere broer Adriaan Jansen moet ik u iets van mijn zonde bekennen.
Het verhuisbedrijf de firma Puls had de opdracht gekregen om de huizen welke door de Duitse bezetting, onze Joodse burgers waren opgehaald en dan druk ik het netjes uit, de meubels etc. op te halen en in Rijnaken welke bij de Omval in de Weespertrekvaart lagen, in te laden.
Deze Rijnaken voeren naar Duitsland en werden daar uitgeladen als GIFT VAN DE HOLLANDERS. Wij als kleine jongens hebben bij deze Rijnaken wat lopen struinen, daar er soms kleine onbenullige dingen in het water vielen en wij dat er uitvisten.

Nu mijn zonden:
Ik woonde in de Wetbuurt, dat ligt tussen het Amstelstation en Duivendrecht in, rondom deze buurt zand en weilanden.
Achter ons huis was het geschut dit terrein van de Duitsers lag aan de Kruislaan bij de Oosterbegraafplaats en opzij het zoeklicht, dat lag op een terrein aan de Schagerlaan.
In de Transvaalbuurt werden onze Joodse mensen, ik heb het als kleine jongen zelf gezien, weggehaald. Het onbenul en niet wetende wat er gebeurde, zijn wij, deze woningen binnen gegaan en wat speelgoed meegenomen.
Ook weet ik, dat wij van de deurposten kokertjes welke met spijkertjes waren vastgezet en een rolletje bevatten er af haalden en deze weer weggooiden omdat wij van deze inhoud niet op de hoogten waren.
Mijn broer zat op de Ambachtschool "Don Bosco" en deze was op de Polderweg.
Hij had mij meegenomen omdat daar mensen achter een groot hek stonden en wij niet wisten wat dat te betekenen had.
Wij liepen langs dat hek en een man gaf ons toen een gulden en vroeg ons om wat sigaretten te kopen. Mijn broer nam deze gulden aan en ik weet zeker dat wij daar snoep van zijn gaan kopen. Daar heb ik en ben nu 76 jaar nog spijt van.
Ik hoop, dat hij de oorlog heeft overleefd en velen met hem en dat hij ons dit kan vergeven.
Van mij en mijn broer een kinderzonde,voor deze man een genot welke wij hem hebben afgenomen. Het spijt mij.
Een volle neef van mij Carel Kneulman heeft na de oorlog een beeld gemaakt "De Europiaan". Het heeft deze direct na de oorlog op een terrein tentoon gestaan, daar waar nu de Nederlandse bank staat. Later is het voor het Concertgebouw
opgesteld maar is daar verwijderd en naar mijn mening in de kelder van het stedelijk museum gezet.
Dit beeld past naar mijn mening op de plaats waar onze joodse mensen op hun laatste reis werden neergezet "de POLDERWEG".

omhoog De Wereld, Nederland, Amsterdam, Hoofddorp !

Wat is de wereld toch klein. Het is oorlog 1945, ik ben een jochie van 12 jaar en het is  hongerwinter. In mijn vorige verhaal heb ik U verteld dat ik samen met nog een meisje bij de familie Vlasman, die  woonde op de Zuidelijke wandelweg , s'middags mochten eten. Dit had de Thomaskerk welke in de Rijnstrat stond, geregeld. Het stomme is dat ik na de oorlog vaak langs dat huis op de Zuidelijke wandelweg  liep en nooit heb aangebeld om met deze familie nog eens te praten. Door mijn werkzaamheden in het land, heb ik vaak bij mensen in de kost gelegen en sommige mensen die toen ook in de oorlog mensen als onderduikers in huis hadden, mij vertelde dat zij nooit meer iets van deze mensen hadden vernomen . Dat neem je in je geheugen wel mee.

Ik woon nu in Hoofddorp en twee jaar geleden is mijn vrouw overleden. Ze is begraven op het kerkhof die ligt achter de Joannes  de Doper kerk ligt. Waarom vertel ik dit? Ik kom op dat kerkhof de pastoor van deze kerk tegen en wij raken in gesprek en daar komt ook de fam. Vlasman ter sprake. Ik vertelde hem dat mevr.Vlasman een dochter en twee zonen had en dat ik nooit meneer Vlasman gezien had. Hij zei tegen mij: “Heet dat meisje Willie?” “Ja, maar hoe weet U dat?” vroeg ik. “Ze is 14 dagen geleden overleden en ik heb een mis bij de uitvaart voor haar mogen verzorgen.” Verder kon hij mij nog iets over deze familie vertellen. Zo zie je mensen,waar je ook woont op deze wereld, stad, dorp, je komt elkaar toch weer eens tegen om het verleden  weer eens op te frissen, al is dit voor mij 65 jaar na dato te laat.

Als U eens in Hoofddorp komt, bezoek dan ook de beeldentuin die achter de Joannes de Doper kerk op de Kruisweg ligt, die deze pastoor Kees v.Lent heeft laten aanleggen. Beslist de moeite waard!

omhoog

Terug naar de vorige pagina <<