Mijn vader de kapper
Tijdens de oorlog werd het steeds moeilijker
voor Joden om zich nog ergens te vertonen zonder
dat ze opgepakt werden. In het begin waren er nog winkels waar uitsluitend Joden mochten
komen, maar ook deze verdwenen langzamerhand uit het stadsbeeld, doordat deze Joodse
winkeliers door razia's opgepakt werden of met hele families uit hun huizen werden
gesleept.
Welke Joden er nog wel over straat mochten, met alle risico's van dien, waren gemengd
gehuwde Joden. Velen van deze "gemengd gehuwden", waren in eind 1943 door de
Duitsers tewerk gesteld in o.a. het Bosplan, het huidige Amsterdamse bos.
Zo ook mijn vader.
Ik moet hier vermelden dat mijn moeder van oorsprong niet Joods was, maar door
"Gioer" (het leren en uitkomen als Jodin) in de dertiger jaren, Joods is
geworden. Door allerleigegevens te verwijderen uit de diverse officiele stukken, stonden
mijn ouders als "gemengd gehuwd" in alle officiele boeken. Hierdoor kon mijn
vader zich enigzins vrij bewegen, evenals vele anderen uit de buurt, die in dezelfde
omstandigheden verkeerden.
Nou was mijn vader ooit in zijn jeugd leerling kapper geweest in de Weesperstraat. Dit
kwam nu goed van pas, daar het onmogenlijk was geworden om kapperszaken binnen te gaan,je
wist immers niet wie daar ook binnen was en men droeg nog altijd die gehate ster, ook als
"gemengd gehuwde".
Dus mijn vader werd de aan huis kapper van velen uit de buurt, zoals Sam Polak uit de
Meerhuizenstraat 16, meneer Pimentel uit de Korte Meerhuizenstraat en Bob Cohen uit de
Borsenburgerstraat, tegenover het drogisterijtje op de hoek, meneer Baumgartner en meneer
Mannheim uit de Vechtstraat en velen waar van de namen mij ontschoten zijn.
Vraag mij niet of mijn vader daar voor betaald kreeg, echt, dat weet ik niet.
Max.C.van.der.Glas.
|