Maurits Blom
en Rachel Maij hadden een luxe banketbakkerij annex
chocolaterie genaamd 'Maison Blom', bekend van de orgeade-
en gemberbolussen. De clientèle kwam uit de hele stad
naar de Rijnstraat 58.
Daniel Gerrit (Gerrie) ging na de middelbare school in het
diamantvak werken bij een zagerij van de Firma May op de
Ceintuurbaan. In het gezin werden veel boeken gelezen en
werd naar klassieke muziek geluisterd. Het gezin was niet
godsdienstig, maar onderhield wel bepaalde joodse tradities.
Het overlevende kind uit dit gezin heeft zijn levensverhaal
op papier gezet. In het boek zijn ook foto's van de
gezinsleden te vinden en een lijst met namen van mensen die
hij heeft gekend en die zijn omgekomen tijdens de oorlog.
John Blom, Nooit meer naar huis. Mijn
ontsnapping uit de Hollandsche Schouwburg (Laren 2008)!
Mijn ontsnapping uit de Hollandsche SchouwburgNooit meer naar huis is het relaas van
een ontheemde jongen die snel
volwassen moet worden. John Blom sluit niet af met de
bevrijding,want de emotionele
schade van de genocide en de moord op zijnvoltallige familie laat diepe sporen na in het
kwetsbare bestaan vanJohn. Het
duurt bijna zijn gehele leven om in het reine te komen
metde leegte die massale
Jodenmoord heeft aangericht.
Na de
grote vakantie in september 1941 mocht ik als 11 jarige
jongen niet meer terug naar mijn eigen openbare lagere
school, de Michel de Klerkschool in de Jekerstraat.
En waarom niet? Omdat ik een kind was, afkomstig
uit een joods gezin.
Voortaan mochten joodse kinderen niet meer naar de
gewone openbare scholen gaan, maar moesten met elkaar
samengebracht worden op z.g. joodse scholen. Dit had
niets met godsdienst te maken, maar alles met
afstamming. De afkeer van de bezetter en hun Nederlandse
vrienden voor alles wat joods was, was dermate groot dat
joodse kinderen afgescheiden werden van de niet-joodse
kinderen. Het isoleren van de Joodse Amsterdamse
bevolking was begonnen.
De maatregel paste in een reeks van andere bepalingen om
Joden te isoleren zoals niet meer in het zwembad mogen
komen of in het park en de bioscoop; bepaalde straten
werden taboe verklaard, sommige winkels en cafés idem,
enz.
Ik moest mijn fiets inleveren en mocht niet meer met het
Openbaar Vervoer.
Om terug te keren naar mijn ervaringen. De niet-joodse
kinderen waren al weer een tijdje aan hun schooljaar
begonnen,voordat ik naar school
moest. Ik vond het toen wel leuk om vrij van school te
hebben terwijl veel niet-joodse vriendjes en
vriendinnetjes wel naar school moesten. Maar ook wel
heel gek, want diezelfde vriendjes en vriendinnetjes
kwamen steeds verder van mij af te staan. We raakten
gescheiden van elkaar. Slechts één bevriende niet-joodse
buurjongen bleef over.
In de loop van september werd ik met vele andere joodse
kinderen geplaatst op de Michiel de Klerkschool in de
Jekerstraat, mijn oude school dus. die nu alleen voor
joodse kinderen was. Het betrof een complete lagere
school met zes klassen, de vereiste
onderwijsvoorzieningen en onderwijzersgroep, waarvan de
leden, volgens de Nazi-bepalingen, ook uit een joods
milieu afkomstig waren.
Ik kwam in de 4e klas bij meester Pinto, die pas een
jaar getrouwd was en de trotse vader was van een mooie
baby, die ik met een klein groepje klasgenoten bij hem
thuis aan de Linneauskade hebben
mogen bewonderen.
Afgezien van het feit dat de Amsterdamse joodse inwoners
in de periode 1941 tot mei 1942 steeds verder geïsoleerd
werden , ging het allemaal nog wel; nou ja...........
In april of mei 1942 moest ik met een Jodenster in het
openbaar verschijnen en dat was gek.
Echt heel ernstig en zeer bedreigend werd de situatie
vanaf juni 1942 toen de z.g. Zwarte Politie begon met
het ophalen van joodse bewoners, die (in grote lijn) via
Westerbork naar de vernietigingskampen gedeporteerd
werden. De sfeer op straat was beangstigend en de sfeer
thuis erg bedrukt. Je leefde met de vraag: wanneer
zullen ze bij ons komen aanbellen? Vanuit die sfeer
kwamen we vaak s' ochtends in de klas bij elkaar.
Geleidelijk aan werd onze klas steeds kleiner ;
vriendjes en vriendinnetjes verdwenen van de ene dag op
de andere: eerst Sara, daarna Loekie, vervolgens Hans,
dan Greetje en Bora, en vele anderen. En dit overkwam
uiteraard alle klassen.
Begin 1943 werden de klassen vier, vijf en zes
samengevoegd en het proces van uitdunnen ging
onverminderd door. Totdat ik zelf in juni 1943 aan de
beurt was, maar toen was er van de hele school nog maar
bar weinig over.
interviewfragment John Blom
Wat ik
naar voren wil halen is dat in die beroerde, angstige,
uitermate drukkende tijd, de school voor ons, kinderen,
een plek was waar wij ons nog veilig konden voelen. Een
plaats waar we ons konden ontspannen en waar we nog in
harmonie met elkaar, konden omgaan; ook met de
volwassenen. Er ontstond een vriendschappelijke
verhouding met onze meester, meester Pinto, terwijl hij
toch alle gezag bleef houden voor ons. Het opdoen van
kennis raakte op de achtergrond en ik herinner me dat we
intensief zijn bezig geweest met het instuderen van een
revue.
We leefden op school op een eilandje van wederzijdse
vriendschap en liefde voor elkaar. We hadden a.h.w. op
school vrijaf van de oorlog. Maar ook weer niet
helemaal, want het wegvallen van een vriendje of
vriendinnetje was voor ons erg verdrietig, maar dat
werd herkend en erkend. Heel dramatisch voor ons allen
was als een kind van school opgehaald werd om met zijn
ouders verenigd afgevoerd te worden naar de schouwburg
of verder.
Dat we ons voor zover de omstandigheden dat toelieten,
in het algemeen op school en in onze klas, zo goed en
veilig konden voelen en dat ik dat nog altijd zo sterk
als een warme omgeving kan ervaren in die barre tijd van
toen, acht ik de grote verdienste van meester Pinto. Hij
was het die mij de warmte en het gevoel van veiligheid
gaf.
Nu achteraf met volwassen ogen naar hem gekeken,
beschouw ik hem als een held. Een held evenwel die, met
zijn gezin, als één van de vergaste Nederlanders in de
vergetelheid is geraakt. Ik ben blij dat ik zijn bestaan
mag memoreren; hij was een zeer sterk en goed mens.
Ter nagedachtenis aan
meester Pinto en zijn gezin, gewoond hebbende
Transvaalkade 131/1 te Amsterdam.
Izak Pinto »
Amsterdam, 21 oktober
1906
Sobibor, 2 juli 1943
Gezinshoofd