Ingezonden door Richte Lommert

Terug naar de vorige pagina <<

 

index ingezonden

Pagina van Richte Lommert

Overpeinzingen van een oud Plan Zuidbewoner

Merkwaardig eigenlijk, dat iedere keer wanneer weer een aflevering van Het geheugen van Plan Zuid op mijn computerscherm verschijnt, er een golf van nostalgie bij mij opkomt. De verhalen van oud bewoners en het lezen van de straatnamen roepen bij mij telkenmale vele herinneringen op. Toch ook niet zo verwonderlijk, want in de Rivierenbuurt liggen voor mij duizenden, (nou ja , duizenden) gebeurtenissen uit mijn jeugd vanaf 1935 tot aan 1953, het moment, dat ik door mijn huwelijk mijn oude buurt inruilde voor wat toen nog heette Tuinstad Slotermeer.

De belevenissen, variërend van het eerst kusje op de Ringdijk op 17 september 1944, tot de eerste kennismaking met de grote liefde op een zolderkamertje op 7 juli 1948 wil ik delen met de lezers van Het geheugen van Plan Zuid. Wanneer de lezers er net zoveel van genieten, als ik van de andere verhalen, dan is mijn opzet geslaagd. Mocht dit niet zo zijn, och dan was ik er toch met het herbeleven van de herinneringen en het schrijven weer een aantal uurtjes van de straat.

Het was in het jaar 1935 dat ik samen met mijn vader, moeder en jonger broertje kwam te wonen in de Uiterwaardenstraat nr. 54 2 hoog. Ik herinner mij nog de huilbuien van mijn moeder onder het continu uitroepen van de zin: “Ik wil hier geen dag langer wonen”. Wij kwamen namelijk uit de Hilversumse Luitgaardeweg, naast Grand Hotel Restaurant Gooiland uit een grote twee onder één kap villa (eigendom van Gooiland).. Mijn vader werkte op contract basis bij Gooiland en zijn contract werd niet verlengd. Hij werd na een korte periode van werkloosheid bedrijfsleider bij Hecks Lunchroom op het Amsterdamse Rembrandtplein.

De overgang van het grote huis in Hilversum naar Amsterdam op een vier kamerwoning op een tweede etage was voor haar een te grote overgang. Ik als zevenjarig jongetje had geen benul van deze ellende, maar zag slechts de grote voordelen: met veel vriendjes van dezelfde leeftijd, voetballen op straat (auto’s waren een zeldzame onderbreking.), pinkelen op de putdeksel en gratis met de pont over de Amstel varen. Ik ging vanaf 1936 naar de Meerhuizenschool en liep vier keer per dag het traject van school naar huis, ieder keer een half uur lopen. Mijn kleine broertje ging in die tijd de bewaarschool op het Daniel Willinkplein, naast de wolkenkrabber en ook hij liep aan de hand van zijn moeder het traject vier keer per dag. Met moeite kan ik de opmerking onderdrukken, dat de kinderen tegenwoordig honderd meter van school al te ver vinden en met de auto gebracht en gehaald moeten worden...

De namen van mijn vriendjes uit die eerste tijden kan ik nog bijna allemaal produceren: daar was mijn buurjongen, Dik van Erkel, die een heel mooie zus Rietje had, Ben Kamsteeg van de overkant. Jaap Laffra, die ook weer leuke zus Nannie had, Epie Broekhuizen en een jongen met heel mooie naam Frans De Wey Peters. Icky Waas woonde in de Reitdiepstraat en Japie Boek, was een fanatieke Blauw Wit supporter. Door hem gingen we zondags om de veertien dagen naar het Olympisch Stadion, waar Blauw Wit zijn thuiswedstrijden speelde. Voor en dubbeltje op een staanplaats. Nu ruim zeventig jaar later kan ik mij nog vrijwel de namen van alle spelers van Blauw Wit uit die periode herinneren. Soms gingen we met een groepje de volgende zondag naar Ajax in De Meer. Uiteraard liepen we de afstanden, want een ander vervoermiddel dan onze benen hadden we niet.

Dan was er nog ene (red: fictieve voornaam) Adje die om de hoek woonde. Zijn vader was bij de politie en zou in de oorlog een judasrol vervullen. Maar dat wisten wij in 1937/38 nog niet. Wisten wij als kinderen veel van de NSB en SDAP. Bij Japie Boek hing bijvoorbeeld een papier voor de ramen met Stemt SDAP. Ik heb toen aan mijn moeder gevraagd, wat of dat betekende en zij antwoordde dat dat “socialisten” waren. “Zijn wij dat ook?” "Neen jongen, wij zijn liberaal”. Geen idee wat dat was. Adje was bij de Jeugdstorm en wij waren toch wel een beetje jaloers op hem, wanneer hij in uniform en zijn baret op het hoofd door de straten marcheerde. “Mag ik ook bij de Jeugdstorm” vroeg ik aan mijn moeder. Een draai om mijn oren was het antwoord. “Dat waren Nationaal Socialisten ofwel, fascisten en die deugen niet…”

Gebeurtenissen die je nooit vergeet: Adje's vader gaf de moeder van Ben Kamsteeg die joods was, aan bij de Duitser. Zij is weggevoerd en nimmermeer teruggekomen. De familie van Adje is op Dolle Dinsdag gevlucht en we hebben ze nooit meer teruggezien..

Voetballen was onze voornaamste bezigheid. De UWB (Uiterwaarden Boys) speelden tegen de Kribbe Boys met o.a. Hans Holterman, Carl Beijer en Rein de Bruyn op de toen nog onbebouwde veldjes bij het Amstelstation of het De Mirandabad.. Met deze jongens van de Kribbe Boys zou ik later vele jaren later nog lange tijd in de basketbalvereniging Mosquitos omgaan.

Het wordt 10 mei 1940. De buurt staat in groepjes bij elkaar en praat over de oorlog. Aangemoedigd door de (zoals later zal blijken, volkomen onjuiste) radioberichten, dat de Duitsers zijn teruggeslagen, weten wij het allemaal snel zeker: de oorlog is zo voorbij en de Duitsers zullen zijn verslagen…

Dat het anders is gelopen, dat is genoegzaam bekend. Toch bewaar ik aan de oorlogsjaren ook positieve herinneringen. Mijn vader, die bij Heck altijd werkte van 12 tot 12 was altijd heel laat thuis. Ik zag hem alleen maar Dinsdags (zijn vrije dag) en Zondagochtend. Nu moest iedereen om 8 uur binnen zijn en zo werd de familieband sterker We speelden Monopolie en Mens-erger-je-Niet om de lange avonden te doden.

In de zomer van 1942 (?) vond een gebeurtenis plaats, die ik ook nooit meer zal kunnen vergeten

Op en zonnige zondagochtend reden een aantal Duitse vrachtauto’s met leden van de Grüne Polizei onze buurt binnen. Een landverrader met een megafoon riep om, dat alle Nederlanders binnen moest blijven, maar dat alle joden zich voor transport moesten melden. Vanachter het raam zag ik dat veel joden zich op het pleintje van de Reitdiepstraat met grote rugzakken verzamelden en later in de vrachtwagens werden gedreven. Plotseling maakte een vrouw zich uit de massa los en liep naar het plantsoentje. Zij hurkte en deed kennelijk een plas. Maar een Duitser met een geweer in aanslag liep op haar toe en gebaarde, dat ze terug moest naar de groep. De vrouw trok haar onderbroek omhoog, keek de man vernietigend aan en begaf zich weer bij de groep.
Veel later toen ik zelf volwassen was geworden, heb ik mij gerealiseerd, hoe vernederd deze vrouw, die waarschijnlijk de oorlog niet heeft overleefd, zich op dat moment gevoeld moet hebben…

Maar als 13 jarige ging het leven voor mij gewoon door. Spelen in de speeltuin aan de Gaaspstraat. Later toen op dat terrein een joodse markt gevestigd werd, werd de speeltuin verplaatst naar een landje tussen de Trompenburgerstraat en de Uiterwaardenstraat., het landje waarop wij eerst hutten bouwden.

Ik ging in 1942 naar de H.B.S. in de P.L. Takstraat en zou daar tot 1948 blijven. De hongerwinter van 1944 heb ik niet in Amsterdam meegemaakt. Ik had het geluk, dat ik in december 1944 met een familielid mee naar Groningen kon gaan en daar wel de oorlogshandelingen rond de bevrijding van de stad Groningen in april 1945 door de Canadezen van nabij heb beleefd.

In Juni 1945 kwam ik weer thuis en dat was een aaneenschakeling van kleine en grote feestjes. Hecks op het Rembrandtplein was een uitgaansplaats voor de Canadese en Engelse militairen en mijn vader kwam heel vaak thuis met “tinnetjes” sigaretten en chocolade.

Maar dan geheel onverwacht overleed mijn moeder op 25 augustus 1945 en vielen alle toekomstplannen in duigen. Maar het leven ging door. Ik doorliep de HBS, beleefde het beroemde FAMOS toernooi (wedstrijden op velerlei gebied tussen de Amsterdamse Middelbare scholen) en werd verliefd op het mooiste meisje van de hele wereld -althans in mijn ogen-. Het meisje, dat mijn grote (jeugd)liefde zou worden. Maar zoals bijna altijd, komt uit een heftige jeugdliefde nimmer een huwelijk. Ook mijn jeugdliefde verloor ik uit het oog, maar door een poging tot een schoolreünie in 1998 spoorde ik haar weer op. Uiteraard net als ik met een ander getrouwd. Maar sinds onze hernieuwde (telefonische !) kennismaking krijg ik van haar met mijn verjaardag en de Kerst een kaartje, en zij natuurlijk ook van mij.

Dan wordt het 1953, Er wordt getrouwd en in 1954 kocht ik voor de kapitale som van 17.500,-- oude Hollandse guldens een “herenhuis met garage” in Tuinstad Slotermeer.

Al mijn vrienden verklaarden mij voor gek, temeer toen ik er nog bij vertelde dat er op de grond een eeuwigdurende erfpacht lag van 240,-- gulden per jaar. “Daar kom je nooit meer van af”, was de pessimistische visie van de mensen. Dezelfde mensen die jaren later allemaal een huis kochten in Amstelveen, Vinkenveen, Badhoevedorp en Purmerend, voor bedragen, die het dubbele waren van wat ik ooit betaalde, maar naar huidige maatstaven toch nog voor niets…

Van 1954 tot 1970 woonde ik het huis in Slotermeer, wat met vier kindertjes al snel te klein werd. Een verhuizing naar een kapitale villa in De Meern met 7 slaapkamers was een soort vlucht uit het Westen. Maar toen de kindertjes, kinderen waren geworden en het huis verlieten, was het voor 2 mensen toch wel erg groot. De laatste verhuizing naar het landelijke Culemborg in een comfortabel huis zal wel het eindpunt zijn.

Dan volslagen bij toeval heb ik op 20 november 1995 een zakelijke lunchafspraak in het Mirandapaviljoen op de Amsteldijk in Amsterdam . Wanneer deze om 3 uur is afgelopen, besluit ik mijn oude buurt weer eens te bezoeken.

Als eerste naar het huis van mijn oude jeugdliefde in de Rivierenlaan, Die woonde er natuurlijk niet meer en de nieuwe (?) bewoners kennen zelfs hun naam niet. Dan verder de buurt in. De veranderingen zijn ongekend. De huizen en straten zijn natuurlijk dezelfde, maar de winkels, daar is er werkelijk niet één meer van. De kruidenierszaak van Punt (“De Sperwer spiedt, naar wat u voordeel biedt”) is een meubelzaak geworden, Bij de oude slager en de melkboer (ik meen van eigenaar De Vries) hangen gordijnen voor de etalages, zijn dus omgebouwd tot gewone woonhuizen. Bakkerij Hubbeling in de Boterdiepstraat is niet meer, maar de groenteman van Dubois bestaat nog wel evenals de kapper. In de sigarenzaak op de hoek van de Gaaspstraat, waar ik als kind ooit “Vier Ritmeester sigaren van zes cent” kocht. Ikreeg van mijn vader een kwartje en de overblijvende cent was voor het snoepwinkeltje bij school, in deze winkel maakten ze nu zo te zien Beha’s.

De fietsenstalling deed ook nog als zodanig dienst, maar verderop in de Uiterwaardenstraat was niets meer dat enigszins bekend voorkwam. Allemaal lege winkels van o.a. de Vana, Jamin, waar we zondagochtend voor vijf cent koekkruimels kochten,, Simon de Wit, weg, evenals Zijlstra en De Gruyter. De banketbakker was er nog wel evenals de drogisterij van destijds Tjeppo. Een stukje de Rijnstraat door langs de RK kerk, die blijkens later verhalen zou worden afgebroken om er een flatgebouw neer te zetten.

Dan de Lekstraat in; de Volendammervisboer is er nog, maar de bibliotheek, waar ik mijn boeken leende is ook weg. De beroemde speeltuin in de Gaaspstraat, waar ik duizenden uren heb doorgebracht, bestaat nog wel, Het speelmeubilair is uiteraard vernieuwd en het houten clubhuis is een stenen gebouw geworden. De lunchroom op de hoek van de Lekstraat/Gaaspstraat deed nog steeds dienst en bij de tramremise reden de trams in en uit.

Om elk misverstand uit te sluiten: dit zijn herinneringen uit 1995.Nadien ben ik nooit meer in de Rivierenbuurt geweest, Wel bij de oude vrienden in West, dat later “schotelstad” zou worden. Maar die herinneringen vallen in het niet bij alle uit de Rivierenbuurt.

Ik weet het, naarmate een mens ouder wordt, gaat hij/zij de herinneringen uit zijn jeugd verheerlijken. Dit is natuurlijk onzin, maar toch denk ik nog vaak met veel genoegen terug aan mijn jeugd in Plan Zuid!

Digitale gedenksteen ter nagedachtenis aan de moeder van Ben Kamsteeg.
Bron: Digitaal Joods Monument

Louisa Kamsteeg-Zeehandelaar
Uiterwaardenstraat 37 huis, Amsterdam
Amsterdam, 21 februari 1897
Auschwitz, 31 januari 1944

Louisa Zeehandelaar was met een niet-joodse man gehuwd. Deze man en de kinderen hebben de oorlog overleefd.

Culemborg, januari 2011.

Richte Lommert - 24 januari 2011
www.richtelommert.nl

r.lommert@hetnet.nl

 

Omhoog

Terug naar de vorige pagina <<