Ook van deze auteur zijn/is:
Het begint als een sprookje
l
Het begint als een sprookje
Er was eens iemand tegen wie ‘men’ (u weet wel) had gezegd: jij weet alles over veiligheid van de mensen boven de 65 jaar. En zo stelde hij zich als autoriteit.
Toch kwam hij op een avond bij me voor advies over voorlichting in deze.
Begin je te realiseren, zei ik, dat er tussen de 65 en de pakweg 100 verschillende generaties zijn.
Meteen stond z’n laatste haar rechtop in z’n nek. Hoeveel dan wel?
Ik: Drie of zo.
O ja? Welke dan? Oud is oud
Ik: Er zijn de mensen die WO II nog als jonge volwassenen hebben meegemaakt. Die kwamen misschien wel pas na ‘45 aan de beurt toen ze eigenlijk al een paar jaar hadden moeten draaien in de maatschappij. Die hebben misschien wel een te vlugge ontwikkeling moeten verwerken.
Nou, en dan heb je die in die tijd tieners waren: die hebben door die oorlog geen gewone puberteit gehad om gewoon volwassen te worden. Geen feesten, geen uitgaan, ’s avonds thuiszitten, al die taal over bloed en ellende, die aardrijkskunde van de dood die ze elke dag weer via legerberichten hoorden.In het kort: geen ontwikkeling van ouderlijk huis tot zelfstandigheid, die hen tot leven in de latere, naoorloge maatschap[ij leidde.
De jongere kinderen die kort voor die oorlog werden geboren en in een wereld kwamen van eerst nog even een in ons land volhardende crisis, toen van Duitse bezetting en van onveiligheid. Iemand die zegmaar in 1938 werd geboren, was in de hongerwinter misschien al 7 en nu 76.
De autoriteit stak een sigaar op.
Ik: Er was voor ieder veel onveiligheid. En de verschillende generaties zullen allemaal anders benaderd moeten worden als u hen nu veiligheid wil bieden. Er zijn bijvoorbeeld leeftijdsgroepen, waarin veel mensen ’s avonds niet meer op straat durven. Heeft dat misschien meer dan een beetje nog te maken met die oorlog, waarin ’s avonds Sperrzeit was: niet de straat op, want dan heb je de kans beschoten te worden.
De man zei: Nou, ik moet straks ook bij een psycholoog zijn voor advies. Ik zal het hem eens vragen.
Later dacht ik: Als ik voorlichting over veiligheid zou moeten geven, zou ik er rekening mee houden dat veel ouderen anders over veiligheid denken dan jongeren. Dat er groepen onder hen zijn die zeker niet ’s avonds naar een voorlichtingsavond zouden gaan. En ik zou de ene zegmaar ouderengeneratie anders benaderen dan de andere.
Maar ja, dacht ik: Wie ben ik? Geen autoriteit op het gebied van veiligheid. Alleen maar een reclameman. Ik herinner me een oprichtingsvergadering van Mee in Mokum, waar ik was in het West-Indisch huis (Mee in Mokum was in gesprekken samen met de toenmalige directeur van Gilde Amsterdam bij mij thuis als idee ontstaan). Er werden mensen gevraagd voor een reclamecommissie.
Een hotelmanager zei: reclame is altijd m’n hobby geweest, ik voel er wel voor.
En ik dacht: O, ellende, weer zo’n betweter. En ik stak heel archetypisch m’n vinger op en kreeg (dus) meteen aandacht. Ik zei: ik wil hier accentueren dat reclame mijn hobby bepaald NIET is.
De man begreep me en trok zich terug.
Karel NL Grazell
Amsterdams stadsdichter uit Zuid