
index:
HILDO KROP
(1884-1970)
Hildebrand
Luciën Krop werd op 26 februari 1884 geboren in Steenwijk. Na de
lagere school en een soort Mulo, werd de jonge Hildo voorbereid
op het overnemen van de banketbakkerij van zijn vader. Daartoe
kreeg hij een veelzijdige opleiding in verschillende Nederlandse
bedrijven, waarna nog werkervaringen volgden in Brussel, Parijs,
Italië en Engeland. Tijdens deze buitenlandse periodes begon de
jonge Krop zelf wat te tekenen en gedurende zijn verblijf in
Engeland besloot hij kunstenaar te worden.
In Londen en
later opnieuw in Parijs volgde hij lessen in tekenen en
schilderen en begon hij ook met het boetseren van
volkstypen.
Aangezien hij in zijn omgeving voor zijn kleifiguren meer
waardering ondervond dan voor zijn teken- en schilderwerk,
schakelde hij uiteindelijk geheel over op beeldhouwen en
meldde hij zich in 1908 aan als leerling aan de
Rijksacademie van Beelden Kunsten in Amsterdam.
Na het eindexamen
(1911) vertrok Krop ter afronding van zijn opleiding naar
Berlijn waar hij op een kunstnijverheidsopleiding zich breder
ontwikkelde. In de loop van 1912 vestigde hij zich in Amsterdam.
Misschien is Krop
wel de meest veelzijdige kunstenaar uit de vorige eeuw. Naast
beelden maakte hij boekbanden, litho’s, schilderijen, en (sterk
politiek getinte) houtsneden. Daarnaast ontwierp hij meubels,
vloerkleden tot en met complete interieurs, en was hij een
begaafd keramist, ivoorsnijder en medailleur. |

Hildo Krop
Foto met toestemming van
www.hildokrop.nl |

Herdenkingsmonument voor de gevallenen in de
oorlog, Steenwijk 1947
Foto met toestemming van
www.hildokrop.nl
Voorstelling:
Een vrouw staande
voor een gesneuvelde, tegen de achtergrond van een muur. Aan de
achterzijde is het wapen van Steenwijk in reliëf aangebracht.
Aan de zijwanden links: “Ter herdenking aan de gevallenen
/ 1940” rechts: “Ter gedachtenis aan de
bevrijding / 1945” Materiaal: Franse
Kalksteen 122 cm. Verblijfplaats:
Steenwijk, Park Rams Woerthe
(uit de monografie van beeldhouwer Hildo Krop, door
E.J. Lagerweij-Polak 1992 )
Het door de bevolking ingezamelde bedrag was voor een dergelijk
gedenkteken aan de magere kant. Desondanks aanvaardde Krop als
oud-inwoner spontaan de opdracht. Het
originele, in Franse kalksteen uitgevoerde beeld, vindt men
tegenwoordig in een van de zalen van Instituut Collectie Krop in
de Jugendstil Villa Rams Woerthe te Steenwijk.
Een vandalisme bestendige bronzen replica staat voor de
Villa opgesteld.
(uit “Hildo Krop, De mens en kunstenaar” door Wim Heij 2006)
AMSTERDAM
Het is in vele delen van Amsterdam onmogelijk een wandeling te
maken zonder werk van Hildo Krop aan gevels of bruggen te zien.
Als geen andere kunstenaar heeft de beeldhouwer Hildo Krop een
stempel gedrukt op de openbare ruimte van Amsterdam.
In de bloeitijd van de Amsterdamse school in het begin van de
20ste eeuw ontpopte Krop zich als groot talent. Hij kreeg een
aanstelling voor halve dagen bij de dienst Publieke Werken. Vele
jaren zou hij voor de stad Amsterdam gebouwen en bruggen
verfraaien met bouwsculpturen.
Het meest bekend is het Berlage monument op het Victorieplein.
(Bron
tekst: Instituut Collectie Hildo Krop -
www.hildokrop.nl)

Het meest bekend is het Berlage
monument op het Victorieplein.
foto: Jos
Wiersema
HILDO KROP BRUGGENROUTE
Deze wandeling van ca. 2 uur geeft een goede indruk van de
invloed van het werk van Hildo Krop op het vooroorlogse stadsbeeld van Amsterdam Zuid. Met
name bij bruggen is werk van hem te bezichtigen.
De wandeling voert achtereenvolgens langs de volgende locaties: brug over het Noorder
Amstelkanaal, Reinier Vinkeleskade, Gerrit van der Veenstraat, Lyceum brug, Hygieaplein,
brug over het Zuider Amstelkanaal, brug van de Beethovenstraat, brug bij het Muzenplein,
Apollolaan, brug naar de Hobbemakade en brug over de Boerenwetering. De onderstaande text
is in principe voldoende om deze route te kunnen volgen. Het gebruik van een plattegrond is echter
aan te bevelen.
Lees verder >>
WENDINGEN GEWIJD AAN
HILDO KROP


Wendingen 2 van 1925 gewijd aan Hildo Krop. Met houtsnede z/w. op voor- en achterzijde omslag
door HILDO KROP
BIJ HET WERK VAN
HILDO KROP DOOR C.J. BLAAUW
De ware kunstdaad is een gebeuren
vol van strijd, en het zijn veelal hoogstaande kunstwerken,
waarin van dien strijd de bewegelijke feekenen zichtbaar
blijven. Zoo is het met de schilderkunst, met de bouwkunst, zoo
is het ook met de beeldhouwkunst en met deze laatste wel in
hooge mate.
De innerlijke drang van den kunstenaar, om zijn diepere
gedachten en gevoelens te doen worden tot vorm, is het begin van
een moeizame en veelzijdige worsteling, waaruit aan het einde
verrijst als teeken van verwinning: "het beeld". Veelzijdige
worsteling: allereerst - de zelfstrijd, waarin de inspireerende
gedachten en gevoelens zich moeten zuiveren van het bijkomende,
zich moeten verheffen tot de concentratie van wat in hem het
meest teekenend, het meest verdiept is; dan de strijd met de
materie, die met vaardigheid en kracht tot gehoorzaamheid aan
den
kunstenaarswil moet worden gedwongen. In elke phase van dezen
strijd is de ware kunstenaar zich welbewust van de vele kansen
den strijd te zullen verliezen, al zal zijn geloof in de
overwinning ook sterk zijn. Voert hij den strijd ten einde, dan
zal nog tenslotte niet hij, hij alleen, overwinnaar mogen zijn,
doch iets ,anders', iets, niet te omschrijven. Toch is het juist
dat, wat hem beweegt, wat hij zoekt: dat ,andere'! Dat
onbeschrijflijke is het, dat steeds onder de worsteling door,
zijn kunstenaarshart zal wekken tot liefdevolle toewijding, tot
geloof aan de eindoverwinning, die niet alleen voor hèm zal
zijn.
Zwaar is in de beeldhouwkunst de strijd met de materie, het gaat
hier hard tegen hard, staal tegen steen, een strijd, waarbij de
vonken uitspatten, strijd van den menschelijken geest, die de
natuurlijke hardheid en onbewogenheid verkeert tot het beeld van
liefdevolle menschelijke toewijding, tot het teeken van
moederliefde, zooals de treffende afbeelding op de voorpagina
van dit blad ons doet schouwen. Dit verkeeren van ersteende
natuur tot teeken van vloeiend menschelijk leven is het eeuwige
wonder der kunst, een wonder, dat stemt tot denken over het
leven en zijn diepste waarheid.
Harde, ingespannen arbeid is noodig om dit wonder te volbrengen
en deze moeizame worsteling met de materie drukt op de beste
beeldhouwwerken een stempel van ernst en zwaarte, soms
doortrokken van levensblijheid, dan weer vereenigd met stoerheid
en- kracht.
Het zijn deze ernst en zwaarte, die van het karaktervolle
beeldhouwwerk een: karakteristieke kwaliteit genoemd kunnen
worden. Juist ook deze kwaliteit echter is het, die de goede
beeldhouwkunst tegenover de massa veelal een vreemdheid doet
hlijven, want zooals moeite en strijd de harde materie tot leven
wekten, zoo is de zeldzame verstilde en, aandachtige
lèvenshouding in den schouwer van noode tot een innige
vereeniging met de gebeeldhouwde idee. Ja, verstilde en
aandachtige levenshouding zijn inderdaad van noode om het wonder
van deze kunst in haar besteopenbarinqen te genieten en te
beleven.
Schrijnend is het te bedenken, hoe allengs onze menschheid,
opgaande in de "wonderen" van de techniek, deze "kunst" van
louter verstand en getal, de 'gevoelens, waarmede het eeuwige
wonder der kunst kan worden aangeraakt, gaat verliezen, hoe de
stille en aandachtige
levenshouding tot een zeldzaamheid wordt, waar het met
onnoozelheld geslagen "publiek" zich vergaapt aan ronkende
motoren met domme snelheden, waarvan het snerpend lawaai onze
steden (cultuur-centra!) vervult, zóó, dat verstilling en
rustige aandacht welhaast tot de
onmogelijkheden gaan behooren.
Een accent van ernst dragen ook de werken van den beeldhouwer
Hildo Krop, waaraan deze bladen geheel gewijd zijn. De
wezensuitdrukking van de door Krop gehouwen koppen is steeds van
dien ernst doortrokken, wèlke gemoedsbeweging overigens ook
gebeeld mocht zijn. Het meest klaar komt dit naar voren in de
serie van z.g. "vrije" beeldwerken, die in de volgende bladen
afgebeeld zijn. Krop moge als stadsbeeldhouwer van Amsterdam
onder, de bouwbeeldhouwers een zeer bijzondere plaats innemen,
zijn beeldhouwerswezen wordt het sterkst gekarakteriseerd door
de hier gereproduceerde "vrije" beeldhouwwerken, waarmee niet
gezegd wil zijn, dat hij als bouwbeeldhouwer niet in dezelfde
mate, als aan de vrije werken, zijn beste krachten geeft.
Maar in het algemeen zal het wezen van een beeldhouwer het
sterkst uitkomen in zijn vrije werken: hier kan de inspireerende
gedachte zich onbelemmerd uiten en wordt het kunstwerk geboren
uit de zuivere factoren van de beeldhouwkunst-voor-zich. Het
z.g. architecturale
wordt hier tot een zuivere kwaliteit van het beeldwerk zèlf,
geen aanpassende, gewilde verstrakking, die licht in z.g.
bouwbeeldhouwwerk tot verornamenteeren of aanstellerij verloopen
kan, doch zuivere zèlf-opgelegde beheersching, die naar des
kunstenaars wiI den dieperen
inhoud van de inspireerende gedachte tot uiting brengt.
Als stadsbeeldhouwer beweegt de werkzaamheid van Krop zich het
meest op het gebied van de z.g. bouwbeeldhouwkunst of slechter
gezegd: de toegepaste beeldhouwkunst. Krop is veelzijdig in zijn
vaardigheid: hij is ceramist, meubelmaker, (hij ontwierp vele
meubelen), steenhouwer, ook metselaar, schilder en timmerman als
het moet; hij kent den arbeid van alle zijden en beleeft aan den
arbeid zijn vreugde, doch hij is vóór en bovenalles:
beeldhouwer!
De greep uit zijn vele werken, hier in "Wendingen"
gereproduceerd, moge hiervan getuigen.
Het is bij de bespreking van dezen bij uitstek als
bouwbeeldhouwer bekenden kunstenaar, die zich daarenboven veel
op het gebied der z.g. toegepaste kunsten beweegt, eigenaardig
op te merken, hoe er geen eigenlijk innerlijk verschil tusschen
zijn z.g. toegepaste an de vrije beeldhouwkunst bestaat. Bij de
z.g. toegepaste beeldwerken, hetzij bouwbeeldhouwwerken of
houtsnijwerken in het interieur, zien we aan den bovenbeschreven
strijd tot beelding van de idee een nieuwe verzwaring toegevoegd
en in de gestelde kunstwerken op dit gebied zien we, hoe de
beeldwerken zich als het ware aan het bouwwerk, meubel of
interieur ontworstelen, om aan en in deze objecten een eigen
bewegelijk leven te gaan voeren, een leven, dat aan uitdrukking
zoozeer de objecten, waaraan ze verschijnen, overstemt, dat deze
er eenigszins als met stomheid geslagen bij uitzien. Van een de
bouwkunst "dienende" beeldhouwkunst is dan ook nergens in
waarheid sprake en zal ook nimmer sprake kunnen zijn : zulks zou
een ontwrichting van eeuwige verhouding beteekenen. Het aan
gebouwen of elders toegepaste beeldhouwwerk is een verluchting
en verrijking van het object, waaraan het verschijnt en harmonie
wordt verkreqen, wanneer (zooals vroeger) beide kunsten een
hoogere idee dienen of (zooals thans) architect en beeldhouwer
samenstemmen. De theorie, dat het ware gebouw (van uitstekende
architectuur) geen beeldhouwwerk van noode heeft, is alleen waar
voor den architect, die, wat voorkomt, aan zichzelf genoeg
heeft; het geldt echter niet voor de gemeenschap, die, wanneer
beeldhouwwerken aan gebouwen geheel verdwijnen, weer een van de
hoogere cultureele factoren, die het menschelijk leven tot een
hooger levenverheffen kunnen, zal moeten missen.
Het mag dan ook in het Gemeentebestuur van Amsterdam gewaardeerd
worden, dat het voor deze cultureele factor een open oog heeft
en den beeldhouwer Hildo Krop gelegenheid geeft de Gemeentelijke
gebouwen met zijne werken te verrijken.
Gunstig steekt zulks af tegen de geste van een
Rijksgebouwendienst, die tegen het toepassen van beeldhouwwerken
aan Rijksgebouwen een verbod uitvaardigt. Zulke geste's zijn
doodend voor de kunstkracht van een volk.
De beeldhouwwerken van Krop laten zich niet omschrijven, wat
voor deze werken een verdienste mag heeten.
Men kan, zooals veelal gebeurt, er wel langs heen schrijven en
daarmede de werken zèlf klemmen in een weefsel van woorden en
begrippen, waaruit de schouwer, die zèlf wil zien, zich moet
losmaken om weer vrij te staan tegenover de werking, die van
deze kunstwerken uitgaat.
Het zou moeilijk zijn het karakter van deze kunst onder te
brengen onder een van de "ismen", waarmede kunstwerken veelal
gekatalogiseerd plegen te worden: zoo kan dit werk, hoewel sterk
aan de natuur verwant, toch geenszins naturalistisch genoemd
worden. De natuur is er echter niet in verloochend, zèlfs blijkt
de maker voor de natuur een groote liefde te koesteren: mensch,
dier en plant zijn in deze werken in allerlei
levensphasen met toewijding "gezien"! Doch door deze
toewijdingsvolle natuurvisie stroomt een innerlijk leven, dat
vol van spanning uitstaart naar de onbekende verten van den
geest.
Met dank voor dit
artikel aan de heer Hans Bakker conservator Instituut Collectie
Hildo Krop

|