Het Nieuwe Bouwen is
een richting in de Nederlandse bouwkunst van ca.1915 tot
ca.1940. De architecten van deze stroming zien de architectuur onlosmakelijk verbonden met
de maatschappelijke situatie: bouwkunst is de ruimtelijke vertaling van een bepaalde
sociale structuur. De architect moet in grote mate maatschappelijk geëngageerd zijn.
Moderne materialen (beton, staal en glas) en technieken en elementaire geometrische vormen
hebben hun voorkeur.
Idee
Men streefde naar de verbetering van de woning
en de verhoging van het woongenot. Ook de stedenbouw kreeg een belangrijke impuls. Deze
stroming bereikte een hoogtepunt tijdens en na de Tweede Wereldoorlog, met architecten
zoals Berlage, Dudok, Oud en Van der Vlugt. De
stroming probeerde de huren zo laag mogelijk te houden door nieuwe methodes te gebruiken
om goedkoop en snel te bouwen.
Deze stroming ging uit van het Functionalisme .
Kenmerken
Toepassing van voor die tijd nieuwe materialen
en technieken, wat leidde tot montagebouw en standaardisatie, is het belangrijkste
kenmerk. Hoewel volgens hen de schoonheid van een gebouw werd bereikt door zijn zuivere
verhoudingen, de afwisseling tussen open en gesloten vlakken, het schijnbaar opheffen van
de zwaartekracht en de sprekende kleuren, bleef het een beperking dat men overging op
standaardisatie en montagebouw.
Voorbeelden
Bekende voorbeelden van het Nieuwe Bouwen in Amsterdam zijn
de Openluchtschool in de Cliostraat (J. Duiker, 1929/30), het vergader- en
administratiegebouw van de Theosofische Vereniging in de Tolstraat (J.A. Brinkman en L.C.
van der Vlugt, 1925/26 en 1931), het Blauwe Theehuis in het Vondelpark (H.A.J. en J.
Baanders, 1936), de woningbouw in de wijk Landlust rond de Louise de Colignystraat (B.
Merkelbach en Ch.J.F. Karsten, 1933/37), de drive-in-woningen aan de Anthonie van
Dijckstraat (W. van Tijen, M. Stam en L. Stam-Beese, 1935/36) en de koepel op het dak van
Metz & Co. op de hoek Leidsestraat/Keizersgracht (G.T. Rietveld, 1933). Ook de
Apollohal en het bijbehorende paviljoen (A. Boeken, 1934/35), de atelierwoningen aan de
Zomerdijkstraat (P. Zanstra, J.H.L. Giesen en K.L. Sijmons, 1932/34), de Wolkenkrabber aan het Victorieplein (J.F. Staal,
1930/32), de Citroëngebouwen (J. Wils, 1931 en 1964) vóór het Olympisch Stadion, de
bioscoop City aan het Kleine-Gartmanplantsoen (J. Wils, 1926/28) en de Montessorischool op
de hoek van de Anthonie van Dijckstraat/Albrecht Dürerstraat (W. van Tijen, 1934/36)
kunnen tot de architectuur van het Nieuwe Bouwen worden gerekend.
Overige voorbeelden zijn: de voormalige bioscoop Cineac (Reguliersbreestraat 31),
het voormalige Kantoor West-Frieslandlijn (Pier 10, De Ruijterkade 50A), pakhuis De
Zwijger (Oostelijke Handelskade 21) en deels ook de voormalige vestiging van dagblad De
Telegraaf (Nieuwezijds Voorburgwal 225).
|