Het stadion is
gebouwd ter gelegenheid van de Olympische Spelen die in 1928 in
Amsterdam werden gehouden. De tribunes rusten op een betonnen
draagconstructie, het dak wordt gedragen door stalen
vakwerkliggers. Een ranke toren, de drager van de Olympische
vlam, markeert de hoofdingang. Deze Marathontoren is 42 meter en
19,5 centimeter hoog, één duizendste van de afstand van de
marathon. Het stadion is eind jaren dertig uitgebreid met een
betonnen tweede ring die bij de restauratie is verwijderd.
Jurryt van de Vooren schreef in juli
2011 een stukje over de architect van het stadion; Jan Wils.
Jan Wils is de uitvinder van de
Olympische rook (en niet van het vuur)
Door Jurryt van de Vooren
- sporthistoricus en persvoorlichter Olympisch
Stadion - 28-7-2011
Sportgeschiedenis loopt opnieuw de Olympische fakkeltocht van
1936 - gezien door de ogen van tijdgenoten. Vandaag zijn we in
Hongarije. En omdat vandaag 83 jaar geleden in Amsterdam voor de
eerste keer het Olympisch vuur zou hebben gebrand, zoek ik een
verklaring waarom we niet meer weten wie dat toen heeft
aangestoken.
Jan Wils zelf, in 1928 voor de Marathontoren
Precies 75
jaar geleden kwam de Olympische fakkeltocht in Hongarije
aan. De Leidsche Courant van 28 juli 1928 deed er
verslag van:
‘Het Olympisch vuur is vanmorgen vroeg aan de grens
tusschen Zuid-Slavië en Hongarije aangekomen. Aan beide
zijden van de grens was een Olympische poort opgericht.
Nadat een Zuid-Slavische vertegenwoordiger een korte
toespraak had gehouden, werden de vlaggen gekruist. De
waarnemende burgemeester van Szegad ontstak de nieuwe fakkel
en nam haar in ontvangst namens Hongarije.
De fakkel bereikte later het stadhuis van Szegad, waar na de
gebruikelijke toespraken een nieuw vuur werd ontstoken.
Daarmede vertrok een hardlooper naar Boedapest.’
Het loopschema van 28 juli, deel 1
En deel 2
Waarom?
Hoe? Waarom?
Aldus de Leidsche Courant. Precies acht jaar daarvoor, op 28
juli 1928 dus, maakte de wereld voor de eerste keer kennis
met het Olympisch vuur. Dat werd toen in de Marathontoren in
Amsterdam ontstoken tijdens de openingsceremonie van de
Olympische Spelen. Er ging alleen nog geen fakkeltocht aan
vooraf, zoals inmiddels duidelijk zal zijn. Maar klopt het
wel dat tijdens die plechtigheid het vuur inderdaad is
ontstoken?
Wie in 1928 dat vuur heeft ontstoken is bijvoorbeeld al
nooit duidelijk geworden. Een medewerker van het Amsterdamse
Elektriciteitsbedrijf, zo gaat het verhaal, zou het met een
simpele lucifer hebben aangestoken, om daarna over te gaan
tot de orde van de dag. Dat hiermee een wereldberoemde
traditie was geboren, realiseerde zich toen niemand.
Maar hoe kan
het dat niemand meer weet wie die brandende lucifer toen in
zijn handen had? Hoe kan de geboorte van één van de
beroemdste symbolen van onze tijd zo schimmig zijn verlopen?
Waarom had
architect
Jan Wils, die het Olympisch vuur heeft verzonnen, hieraan
niet wat meer aandacht besteed? Over elke vierkante centimeter
Olympisch Stadion heeft hij tenslotte uitvoerig nagedacht.
Waarom was er dan toch opeens vuur in de Marathontoren, zonder
dat iemand het opmerkte? Dat past simpelweg niet bij de
intelligentie van Wils.
Olympische
rookpluim
Het antwoord is heel simpel: Jan Wils wilde helemaal niet het
Olympisch vuur ontsteken! Hij had iets anders voor ogen, blijkt
onder meer uit een interview met Het Vaderland.
Op 26 april 1926 dacht hij in deze krant hardop na hoe de
Marathontoren eruit zou moeten zien: “Ik stel me daarvan veel
voor. Het wordt een heele ijle toren, die dienen moet om de
bazuinblazers op te stellen als de Marathonloopers aankomen en
ook de loudspeaker zal daar komen. Er boven komt een groote
schaal, waarin overdag een rookpluim kan opstijgen en ’s avonds
een vuurzuil.”
Olympisch Stadion op 28 juli 1928
luchtfoto: auteur onbekend
In de Officiële gids voor de Olympische Spelen ter viering van
de IXe Olympiade, Amsterdam 1928 werd helemaal niet gesproken
over brandend vuur: ‘Tijdens de Spelen zal uit een groote
schaal, welke zich bovenop deze 45 M. hooge toren bevindt,
permanent een rookzuil opstijgen.’
Ook na afloop van de Spelen, in het officiële rapport van
Amsterdam 1928, sprak de organisatie nog over de ‘Olympische
rook’. In het deel over de Marathontoren vermelde dit verslag:
‘The tower would be surmounted by four balconies for the
trumpeters on the occasion of the Marathon Race; above this the
openings for loudspeakers were planned, by means of which the
results of the events would be announced, and higher still a
large stone bowl, where, during the day, a black column of smoke,
and after dark, a high flame would indicate for miles around
where in Amsterdam the Olympic Games were being held.’
Als de Marathontoren al was gebouwd voor het vuur, was dat in
ieder geval niet alléén daarvoor. Volgens Wils was de rookpluim
van minstens even groot belang. Omdat de openingsceremonie
overdag was, kunnen we er zelfs van uitgaan dat op dat moment
die rook was te zien.
De Marathontoren
foto: Vincent Steenberg
Ook tijdens de slotceremonie speelde het vuur geen rol. De
Sumatra Post van 13 augustus 1928 schreef tenminste: ‘Er
weerklinkt baruimgeschal, terwijl de rook van de marathontoren
verzwindt. De laatste stralen van de avondzon schijnen over het
kleurige stadion. Onder kanongebulder en koraalmuziek daalt dan
langzaam de Olympische vlag, terwijl de Hollandsche driekleur
geflankeerd door de internationale vlaggen uitwaait.’
Jan Wils zou dan niet zozeer de uitvinder van het Olympisch vuur
zijn, maar van de Olympische rook. En daarom was het in 1928 ook
niet van belang wie dat vuur zou ontsteken.
Blijkbaar maakte dat vuur wel meer indruk op zijn tijdgenoten
dan die rookpluim. Al die lopers van 1936 verplaatsten toch
vooral vuur en niet zozeer rook. Maar dat we nu niet weten wie
in 1928 als eerste het vuur ontstak is daarmee vanuit
sporthistorisch oogpunt irrelevant geworden.
Nu ik dat weet, kan ik stoppen met zoeken naar de naam van die
gast met die lucifer. Eindelijk rust . . . .