VERZAKKEN?
VERZAKEN! funderingen in de Rivierenbuurt - onderzoek en
verbetering een video van v.m. stadsdeel
Rivierenbuurt, sector wonen en werken - 1996
HET PLAN ZUID ONDER DE
GROND
Funderingsonderzoek Rivierenbuurt
Door Gijs
Vorstman
Gevels
renoveren is niet voldoende, ook de kwaliteit van de
fundering is van groot belang. Het gewicht van de
opgebrachte zandlaag in Plan Zuid van Berlage veroorzaakt
voor de houten funderingspalen problemen. Bovenop het
toenmalig veengebied is voor de bouw van Plan Zuid een dikke
laag ophoogzand aangebracht. Het gewicht hiervan drukt
langzamerhand de waterhoudende veenlaag samen en de zuigende
werking trekt de houten palen verder de grond in.
De waterhoudende
veenlaag daaronder is langzamerhand samengedrukt
(ingeklonken) waardoor de houten palen door de aanklevende
gronddeeltjes meegenomen worden en een extra naar beneden
gerichte kracht (de z.g. negatieve kleef) is ontstaan.
Omdat het verloop van de zettingen van diverse panden op
willekeurige plekken in het stadsdeel een proces van jaren
was en, zij het trager, nog voortduurtis daarvoor systematisch onderzoek en monitoring nodig.
In bepaalde gevallen, als de paalpunt niet in maar boven de
eerste zandlaag op ongeveer 12 m. diepte staat, gecombineerd
met kelderaanleg en/of verbreding van winkelpuien, waardoor
een heel ander belastingpatroon op de fundering ontstaat,
kunnen, soms ernstige, verzakkingen ontstaan die zonder
tijdig funderingsherstel tot sloop en nieuwbouw zullen
moeten leiden.
Dat is, gelet op het historische karakter van de 20-40
gordel (architectonisch zowel als stedenbouwkundig) niet
acceptabel, mede door de hoge woonkwaliteit en -waardering.
Daartoe heeft het (voormalige) stadsdeel Rivierenbuurt vanaf
1990 met het funderingsteam van de (toenmalige centrale)
Stedelijke Woningdienst Amsterdam van vrijwel alle panden de
funderingskwaliteit per bouwblok onderzocht, in een z.g.
nulmeting vastgelegd in een funderingsrapport en
voorzien van een advies.
Krachtens de Woningwet 1901 moeten eigenaren van
(woon)panden hun bezit in goede staat onderhouden. Door de
historische lage huur van woningen in de goedkopere sector
en door speculatieve aankopen, kwam daar in de afgelopen
decennia aardig de klad in. Het bouw- en woning toezicht had
als taak eigenaren daarop aan te schrijven om dat onderhoud
af te dwingen: het z.g. passief aanschrijven n.a.v. klachten
van huurders en/of duidelijk waarneembare (gevaarlijke)
gebreken. Mede dank zij de voortdurende druk die wethouder
Jan Schaëffer richting Den Haag uitoefende om de stedelijke
vernieuwing radicaal aan te pakken en financieel te steunen
kwam er een Stadsvernieuwingsfonds.
Op basis van de gewijzigde Woningwet van 1975 kon, in het
kader van door de Gemeenteraad jaarlijks vast te stellen
stadsvernieuwingprogramma's in de daarvoor in aanmerking
komende stadsdelen het achterstallig onderhoud
programmatisch en systematisch aangepakt worden: dat werd
actief aanschrijven genoemd. Daartoe kregen de aan het
stadsdeel extra toegevoegde bouwtoezichtambtenaren de taak
aan de hand van toegewezen contingenten de betrokken panden
te onderzoeken en per pand een gebrekenlijst op te stellen
die vervolgens als aanhangsel van de aanschrijving aan de
betreffende eigenaar werd toegezonden.
Echter, omdat volgens de Woningwet een eigenaar niet binnen
vijf jaar opnieuw mocht worden aangeschreven werd,
afhankelijk van de kwalificatie goed, matig of slecht (eerst
klasse I, II, III en IV) in het funderingsrapport de eis tot
funderingsherstel mede in de aanschrijving opgenomen.
Voor een uitgebreide verhandeling hierover verwijs ik naar
het artikel dat in februari 2001 verscheen in het blad
“Subterra”, tijdschrift over o.a. funderingstechniek.