Het
geheugen van de sneeuw
door Jacqueline
Wesselius
Ja, ik weet
het, voor veel mensen is het lastig. Glad. Smerig, hier en daar.
Gevaarlijk, soms. Maar zelf geniet ik er van, iedere keer weer,
van elk nieuw pak sneeuw. Dit is Een Winter Zoals Een Winter
Hoort Te Zijn. Eindelijk!
De zon schijnt, ik móet naar buiten. Herinneringen komen op; aan
het winterse Canada van de laatste jaren; aan het Beatrixpark
van destijds, toen we 'sneeuwvrij' kregen van school; aan de
Ringvaart waar ik (slecht) heb leren schaatsen, terwijl mijn
moeder – in rok en op Friese doorlopers – tot mijn ergernis over
het ijs zwierde...'De oudjes doen het nog best', zei een
eigenwijs klein Amsterdammertje langs de kant – want ja, wie in
de veertig is, lijkt stokoud in de ogen van een kind, toen
zeker.
De sneeuwpoppen van nu – zelden heb ik er zoveel bij elkaar
gezien als een paar weken terug in het Martin Luther Kingpark –
lijken een stuk fantasierijker dan vroeger – de makers dan, niet
de poppen. (Of?...) Een meiske van een jaar of vier, vijf
roetsjt onvermoeibaar op haar slee naar beneden op het talud
tussen fietspad en Cesar Willem Ittmannpad, om meteen weer
moeizaam, steeds terugglijdend, omhoog te klauteren, keer op
keer. Sleeën deed ik, meer dan een halve eeuw geleden, op het
talud tussen spoor en 'veldje' (braakliggend stuk grond) langs
de Wibautstraat, daar waar nu de Populierenweg loopt en (nog)
het Trouw-Parool gebouw verrijst. Of, iets later, op het
opgespoten land langs de Zuidelijke Wandelweg...
Omdat de wandeling een doel moet hebben, loop ik naar Zorgvlied.
Het wordt tijd om weer eens een goed gesprek te voeren met mijn
broer Henk, die daar tegenwoordig ligt. Als er niemand
meeluistert, tenminste. Zó gek ben ik nou ook weer niet.
Bij het Martin Luther Kingpark valt een kindje in de sneeuw en
zet het op een krijsen. 'Má-máááá!' Onwillig loopt ze even later
aan de hand van haar opa (of tweede-leg-vader), geregeld even
nabrullend: 'Má-máá...' Wel steeds zachter en met langere
tussenpozen. Haar broertje kijkt haar half meewarig, half
geamuseerd aan, opa of vader weet er niet zo goed raad mee.
'Gaat wel over', bemoei ik me ermee, 'uit principe moet je
natuurlijk nog even blijven brullen.' Hij lacht een beetje, waar
hééft dat mens 't over?
Zorgvlied ligt er wonderschoon bij, hoe kan het anders? Bijna
zwart-wit is het winterlandschap, alsof alle kleur onder de
sneeuw verdwenen is. Weer komt een herinnering boven, nu aan een
andere wandeling in de sneeuw hier, negen jaar geleden, op
nieuwjaarsdag. Ik was toen meer een hardloper dan een wandelaar,
maar omdat er zo'n dik pak sneeuw lag en het vroor dat het
kraakte, besloot ik te gaan wandelen. En waarom op Zorgvlied?
Joost mag het weten, ik kwam er nooit, behalve voor
begrafenissen. Ook toen was het kerkhof prachtig – maar toen ik
thuiskwam, belde een van mijn nichtjes uit Canada, om te
vertellen dat haar moeder, mijn halfzuster, net was overleden.
Tja. En nu ligt onze broer hier. Hij lijkt er vrede mee te
hebben, onder de heideplantjes die – hoewel met sneeuw bedekt –
in bloei staan. Hoe kan dat?
Verder weer,
langs het Boeddha-beeld tussen de rietpluimen en de rare
Zittende Man aan de Boerenwetering. Ik schrok ervan toen ik het
de eerste keer gewaar werd, vanaf het C.W. Ittmannpad. Alsof er
echt een reus aan een gedekt tafeltje zat. Hoe lang staat dat
beeld er al? Waarom had ik het nooit eerder gezien? Van de
kerkhofkant is het minder eng, duidelijk een beeld. Zorgvlied is
– behalve een prachtig park – ook een verzamelplaats van vreemde
monumenten. Zoveel levens die hier samengevat zijn in een paar
woorden op een steen, in een beeldhouwwerk, in een spreuk, een
lied, waarvan alleen de nabestaanden de betekenis kennen.
Terug maar weer, over de Fluwelen Hoofdlaan, langs de met sneeuw
bedekte naaldbomen en de loofbomen die toefjes wit dragen op hun
kale takken en stam. Langs het mij inmiddels vertrouwde
olifantje (wat doet dat hier? weer zo'n raadsel), en het graf
van Annie M.G. Schmidt, waarvan het glas de besneeuwde takken
weerkaatst.
Buiten schittert de Amstel in de late middagzon. Ineens is de
kleur terug in beeld. Twee zwanen komen hoopvol naar de kant.
Nee jongens, ik heb niks voor jullie, sorry. Waardig
gaan ze gaan maar kopje onder. Een paar meter verder suist een roeiboot
voorbij. Achter de Rozenoordbrug gaat de zon onder.
Jacqueline
Wesselius - 31 januari 2010
|