Ingezonden bijdrage van Hans Dijst

Terug naar de vorige pagina <<

 

index ingezonden

Nederland

Pagina van Hans Dijst

UITERWAARDENSTRAAT

" Ik woonde in het gedeelte van de Uiterwaardenstraat met de lage nummers, op no. 32, twee hoog. Dit nummer was, en is nog steeds, toch een bijzonder huisnummer omdat je vanuit de drie etagewoningen twee kanten van de Uiterwaardenstraat kunt inkijken. Richting van de Amstel en richting van de Rijnstraat. (Balkon/Voorzijde).

We kwamen er wonen in het begin van de Tweede Wereldoorlog, omdat mijn vader melkventer werd bij Melkboer De Vries. Op de hoek van de Hoendiepstraat/Uiterwaardenstraat was de winkel van Slagerij De Vries. Op de andere hoek van hetzelfde blok, Boterdiepstraat/Uiterwaardenstraat was de zaak van Melkboer De Vries. Aan de overkant hiervan, dus ook hoek Boterdiepstraat/Uiterwaardenstraat zat Bakker Huf. Recht tegenover deze bakker had de kapper zijn bedrijf en daarnaast, in een grote kelder, de fietsenstalling. Eerst moest je een gangetje door en dan kwam je bij een fietsenlift. Daar zette je de fiets op en die werd dan naar beneden gehaald op de lopende band om vervolgens in het rek te worden gezet. Dan nog de groentenwinkel op de hoek van de Uiterwaardenstraat/Gaaspstraat.

Bij de kapper kregen wij, de kinderen van de buurt, tijdens de oorlog regelmatig de kans om daar soep te komen eten. Dan liep je met je schaaltje en je lepel over straat naar de kapper om de (overheerlijke) soep te gaan eten.

Tegenover Melkboer de Vries aan de even zijde van de straat woonde de familie Ooyevaar. De heer Ooyevaar bezat een groentenkraam op de Albert Cuyp en na de oorlog bezorgde mijn vader met paard en wagen in dienst van de heer Ooyevaar aardappelen, groente en fruit in heel Zuid.

Op nummer 32, waar wij woonden, was beneden de kruidenier Punt gevestigd. Een geweldig aardig familie, die ook tijdens de oorlog regelmatig kinderen uit de buurt bij hen liet eten. Soms een riskante bezigheid, omdat je soms na “sper”-tijd over straat moest.

Tot het jaar dat ik ging verhuizen naar de Rustenburgerstraat in 1952 heb ik daar altijd heerlijk kunnen spelen. Niet altijd tot plezier van kruidenier Punt, want naast zijn winkel was een klein speelpleintje en de hoek van zijn winkel stond gelijk met de lantaarnpaal aan de stoeprand en dus hadden wij een prachtig voetbaldoel. Onze bal kwam dus (helaas) toch wel erg vaak tegen het winkelruit aan. Maar nooit heeft de goede man ons het spelen aldaar verboden.  

Voor het spelen was ik ook heel vaak te vinden in de enorm grote speeltuin in de Gaaspstraat. Ook kon je daar op zaterdagmiddag voor een paar centen film kijken, een hele belevenis voor ons.

Aan het begin van de Uiterwaardenstraat lag tot aan de Amstel een groot stuk ruig terrein en uiteraard schitterend speelterrein voor ons. Alleen het “Kabouterhuis” stond er toen.

De pont over de Amstel heb ik ook veel gebruikt omdat wij naar voetbalvereniging Amstelboys, later Amstelzwaluwen gingen, die zijn velden aan de andere kant van de Amstel had. Je kon ook, vlak bij de Zuidelijke Wandelweg, met een roeibootje naar de overkant van de Amstel, zelfs je fiets kon dan mee.

Vanuit onze woning hadden we ook zicht op de “Gasfabriek” aan de overkant van de Amstel en was ik als kleuter o.a. getuige van de luchtaanval op deze gasfabriek.

Aan de achterzijde van ons huis, dus tussen de huizenblokken van de Uiterwaardenstraat en die van de huidige Kennedylaan was een groot garagebedrijf ‘De Hoop’, dat in de oorlogstijd gevorderd was door de Duitsers en wij dus dagelijks zicht hadden op veel Duitse vervoershandelingen. Bij het ruige veldje stonden toen Duitse schildwachten, maar deze mannen hebben niet ingegrepen toen tijdens de hongerwinter de grote jongens uit de buurt de prikkeldraadversperringen sloopten om de grote houtblokken mee naar huis te nemen.

De grote jongens uit de buurt waren o.a. de jongens Stroot die in de Reitdiepstraat woonden en de jongens van Mens die helemaal aan het begin van de oneven kant van de Uiterwaardenstraat woonden.

Een van onze beste vriendjes was Edo de Waart, die nu een wereldberoemd dirigent is geworden. Aan het begin van de oorlog woonden er ook enkele Joodse gezinnen in ons Uiterwaardenhoekje, maar die zijn in de oorlogtijd afgevoerd.

Naast het huis van kruidenier Punt, op het kleine speelpleintje was een grote ijzeren poort. Die gaf toegang tot achter de tuinen van Punt en de buren ernaast Lucas (met een groot volière/kippenhok in de tuin) en daar bevond zich de stookruimte van de Centrale Verwarming van ons huizenblok. Uiteraard werkte dat niet tijdens de oorlog, maar na de oorlog werd die machine weer opgestart en regelmatig kwam er dan een kolenwagen vele zakken kolen brengen.

Op straat kon je natuurlijk in die tijd veilig spelen, bijv. ‘put’-voetbal. Je kon dat spelen omdat er nog geen auto’s geparkeerd stonden. Soms één auto, die van de heer Simons. Zijn zoon Jan-Kees Simon behoorde tot onze kindergroep. Niet alle namen van de kindergroep uit die tijd heb ik onthouden, maar die ik nog weet zijn dus de eerder genoemde Edo de Waart en Jan Kees Simon, maar ook Rinus en een jongen die we ‘Broertje’ noemde, Frans van de Meer, de meisjes Lucas, Dick en Lily Albers, vader was postbode (later geëmigreerd naar”Australië), de twee zoons van kruidenier Punt.

Naar de kleuterschool ging ik in de Rijnstraat, hoek Trompenburgstraat, de Catharinaschool, geleid door de nonnen. De lagere schooltijd bracht ik als katholieke jongen door op de dubbelschool in de IJsselstraat, de Thomasschool en de Adelbertus Magnusschool. Dat was toch een flinke tippel, maar lopen deed je in die tijd heel veel. Als ik op woensdagmiddag naar de “welpen” ging, liep ik naar de Boerenwetering/Wandelweg waar het Verkennershuis stond.

Vanzelfsprekend was ik ontzettend in mijn nopjes toen ik ongeveer 10 jaar was, mijn vader een oude kinderfiets kocht, die helemaal zelf opknapte en aan mij gaf. Wat een mogelijkheden ontstonden er toen! "

Hans Dijst, 17 december 2003


OORLOGSHERINNERINGEN

Herinnering 1:

De huissleutel.


Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog verhuisden wij van Oud-West naar de Uiterwaardenstraat no. 32, twee hoog. De reden van die verhuizing was dat mijn vader als melkventer kwam te werken bij melkboer De Vries.
Als melkventer kende hij dus op een gegeven moment bijna alle mensen in Hoendiep-, Reitdiep-, Boterdiep-, en het stuk Uiterwaardenstraat (lage nummers). Er woonden ook enkele Joodse gezinnen, o.a. de familie de Wolf, een paar huizen naast ons. Toen verscheidene mensen van de Duitsers de opdracht kregen hun koffer in te pakken en mee te gaan, gaven ze aan mijn vader, (inmiddels een beetje de vertrouwensman geworden) de huissleutel en zeiden: “Joop, bewaar die even tot wij weer terug zijn!” Terug kwamen ze helaas nooit, en de sleutel werd overbodig omdat Duitse soldaten de huizen leeghaalden.

Herinnering 2:

Mijn vader werd opgehaald.

Ik was als kleuter alleen thuis met mijn vader toen er werd gebeld. Mijn vader zei tegen me dat we niet moesten opendoen en we verstopten ons in het kleine zijkamertje van ons huis in de Uiterwaardenstraat 32. Vanuit dit kamertje was een klein raampje dat op het trapportaal uitkeek. Nu kon je in die tijd gemakkelijk de buitendeuren openmaken met een gewone ‘loper’ en binnen korte tijd werd er bij ons op de deur gebonsd. Mijn vader kon er niet onderuit en deed open. Drie mannen in burger, Duits sprekend, (want ik kon ze niet verstaan) kwamen binnen. Een hield mijn vader in de gang onder schot en de andere twee doorzochten het hele huis. Ik huppelde achter de mannen aan en weet nog dat ik erg verbaasd was, dat er zelfs in de pannen op het fornuis gekeken werd. Ook moesten ze de sleutel hebben van de zolderkamer. Na enige tijd vertrokken ze en namen mijn vader in een auto mee.
Hoeveel tijd mijn vader weggeweest is, weet ik echt niet meer, maar ik heb hem zien thuiskomen, met een beschadigd gezicht, vol met pleisters. Wat er echt gebeurd is ben ik nooit te weten gekomen. Daar werd bij ons thuis niet meer over gesproken.

Herinnering 3:

De deur die niet openging.


Wat een feest, toen aan het eind van de oorlog het gerucht in onze Uiterwaardenstraat rondging, dat de geallieerde troepen Amsterdam naderden.!!
Hoewel na spertijd, binnen korte tijd was onze straat bevolkt met tientallen mensen, er kwamen zelfs vlaggen tevoorschijn, de Nederlandse driekleur werd enthousiast rondgezwaaid. Er werd gedanst en gezongen. En ik, ik zat op mijn geliefde plekje voor het raam, op de tafel, met mijn voeten op de radiator van de centrale verwarming, die uiteraard in de oorlog helemaal niet gebrand had.
En bij het zien van al die vreugde voel ik nog steeds dat blije gevoel dat mijn lichaam volstroomde. Totdat………………… Er klonk een sirene, en uit de Gaaspstraat kwam een Duits legerautootje aanrijden met zo’n geweer achterop gebouwd. Jemig, wat waren de mensen snel van de straat af, iedereen rende bij de dichtstbijzijnde deur naar binnen, hindert niet bij wie, als je maar van de straat af was.
Behalve die ene man, hij liep in de Uiterwaardenstraat richting Gaaspstraat, daar waar de stoep wat breder was en waar de kapper zat. Toen de Duitse legerauto de straat instoof, rende hij naar de dichtstbijzijnde deur, die helaas voor hem al dicht was. Achteruit, met zijn rug tegen de deur, trapte hij met zijn voeten, terwijl hij zijn handen al werktuiglijk in de lucht stak. Een van de soldaten sprong uit de auto, sleurde hem bij de deur vandaan en de man moest in de auto stappen. Daarna scheurde de auto weg, mij vol verbazing voor het raam achterlatend………..waarom werd die deur niet geopend????


Hans Dijst, 31 maart 2005

E-mail: dijst.jpm (at) kpnmail.nl

 

omhoog

Terug naar de vorige pagina <<



Vergroot

 


Vergroot

 


Vergroot

 


Vergroot