De meidagen van 1940 Karel N.L. Grazell . . . .

 
Terug naar de vorige pagina <<

 

 

toen ik net twaalf was
DE MEIDAGEN VAN 1940

Karel N.L. Grazell - mei 2009

De zon was die vroege morgen van de 10e mei 1940 al snel volwassen geworden en wierp bakken vol voorjaarslicht op het dak van m’n ouderlijk huis: Amstelveenscheweg 797. In m’n slaap van een net 12-jarige meende ik dat die bakken grotelijks lawaai maakten. En ik werd wakker. Overal buiten bonkte en gierde het. Vliegtuigen, bommen, kanonnen, mitrailleurs. En bij de balkondeuren van m’n éénhoog vóórslaapkamer stond m’n moeder (m’n vader zal die nacht op z’n werk zijn geweest). Ze keek door een kier van de gordijnen richting Schiphol naar de lucht boven de huizen aan de overkant.
‘Het is oorlog’, was het eerste wat ze tegen me zei.

Die morgen heel vroeg ging ik naar vrienden van m’n ouders, de familie Schaap aan de overkant. Ik stak gewoon de weg over naar no. 874, een stukje verderop. Daar zaten de kinderen Schaap en ik even later met een grote kijker in het zolderraam aan de achterkant en keken over het dunbeboomde Bosplan naar de Ringvaart en naar Schiphol. Steeds weer vlogen de Duitse bommenwerpers aan. Steeds weer doken de vaak al verouderde (behalve de wereldberoemde Fokker G1’s dan) jachtvliegtuigen naar de vijandelijke vliegtuigen, en een enkel toestel zagen we neervallen in het Bosplan.
Ik herinner me ook hoe uit een laagvliegende Duitse bommenwerper een bom viel, met de ogen van m’n geheugen zie ik het slow-motion: heel traag kwam de bom op het dak van een huis aan de Ringdijk, gleed langzamerhand door de dakpannen heen die naar beneden schoven, de ruiten van de slaapkamers verscherfden, de bom kwam tenslotte op de vloer terecht en barstte.
Later die morgen – m’n moeder nam aan dat er geen school zou zijn – liep ik naar de uitspanning De Uitkijk bij de Kalfjeslaan. Daar stond een soldaat, alleen: hij had een soort statief en daarop stond iets met een soort buis op een grote veer en nu en dan stopte hij iets onderin die buis en schoot naar overkomende vliegtuigen. Ik stond er even bij, maar de man zei glimlachend dat ik door moest lopen. Ik ben toen naar m’n school gegaan – er waren toch nog vrij veel mensen op straat, alsof het de oorlog ver weg bij een zeker Schiphol werd gevoerd en wij daar niets mee hadden te maken. Men zal heus wel geschrokken zijn, bang ook, maar niemand wist hoe zo’n oorlog nou ging en waar zou je moeten schuilen, behalve in de kast onder de trap, en dat hielp natuurlijk toch niet.
In de school, in het Amstelveense Randwijk, kwamen intussen soldaten legeren, de eersten zaten al op het muurtje van het schoolplein.
Ik ging maar weer naar huis. Enkele dagen later kwam de capitulatie. Nog vóór die tijd stond ik voor de huisdeur op de weg en ik zag in de stadwaartse verte het viaduct nog een beetje van de Ringspoordijk en daarachter de toren van het Olympisch Stadion en de bovenkant van de huizen aan het Stadionplein bij de tramhalte, en daar weer achter in de vroege avond was de hemel een enorm monster van vlammen. een ondier van vuur. een onwereldse Hades. Later hoorde ik mensen zeggen: dat was de Petroleumhaven in West, die was nog door de vertrekkende Engelse soldaten in brand gestoken.
Ik stond ernaar te kijken en ik zal wat verwonderd zijn geweest, maar niet echt geëmotioneerd – wel was ik bezig, maar dat wist ik niet, een herinnering in me op te bouwen die nu, als ik ‘m oproep, een angst schept die me brengt tot beelden als monster, ondier, onwereldse Hades.
In de dagen na de capitulatie ben ik nog met enig kameraden het Bosplan ingegaan en daar kwamen we bij een neergeschoten Duitse bommenwerper. We zijn nog even in het toestel geweest. Was het een Ju, een He? Het vliegtuig was leeg, groot en leeg.
Een geslacht offer aan Mars…

Oorlog overkwam je. Je wist niet wat je ermee aan moest. Je had iets van een hert dat vlucht: het kijkt vooruit, zodat het weet waar het loopt en niet struikelt, het kijkt niet achterom. Wielrenners moeten ook niet achterom kijken, als ze uit het peloton zijn gedemarreerd.
Oorlog overkwam je. En je droeg oogkleppen als het ware.
Het dagelijks leven ging na die meidagen weer zo goed mogelijk door. Ik deed al tegen eind mei gewoon toelatingsexamen voor de HBS aan de Roelof Hartstraat 1 alhier. Intussen was de lagere school in Amstelveen weer vrijgegeven en daar ging ik dus elke schooldag nog naar toe, soms gehinderd door luchtalarm – dan moest je gauw in een portiek en kletterden de granaatscherven van het luchtafweergeschut soms om je heen. De mensheid om me heen ging weer gewoon aan het werk, zei vaak van: maar die Duitse soldaten zijn toch keurige jongens, en zo goed gekleed, zo modern ook – en dat was heel wat anders dan ‘onze’ Nederlandse jongens met hun kepi’s en putti’s en met hun Neandertalse wapens. Ambtenaren vroegen zich hoe ze het beste met de Duitsers zouden kunnen samenwerken. De spoorwegen waren bereid voor de Duitsers te rijden. De kranten bleven, ondanks een voorstel van de hoofdredacteur van De Telegraaf, allemaal verschijnen. Aan verzet werd er die eerste zomer van de bezetting nog maar door enkele mensen gedacht: dat kwam maar traag op gang. De Nederlandsche Unie, bereid tot een zekere samenwerking met de Duitsers, haalde in een mum van tijd meer dan een miljoen leden.
Oorlog overkwam je.

Ik zag de Nationale Herdenking op de Dam. Een paar jaar geleden stelde een vriendin, zonder dat ik het wist, aan het Comité voor dat ik (3.4.28) als dichter eens op die kansel van de Nieuwe Kerk moest staan. Maar nee, ik was te ‘onbekend’, zei men. Ik had de oorlog bewust meegemaakt, ik zou bijvoorbeeld kunnen vertellen over het afkicken dat vele mensen sinds die WO II al hun hele leven deden of nog doen, en dat duidelijk van invloed op volgende generaties is. Maar nee, ze hadden liever ‘bekend’: dit jaar Wim de Bie (17.5.39), die z’n toevlucht nam tot vertoning van een oud Tv-programma dat hij ooit maakte over z’n ervaringen als kleuter in WO II.. Tsja… bekend.
Ik vond de Waalsdorper Vlakte toch wel een stuk authentieker (ik kan me voorstellen dat al het commentaar dat voor sommigen wat minder maakte, maar niet voor mij: ik heb mezelf al jaren geleerd zo min mogelijk naar het velerlei commentaar te luisteren, dat TV-ers op me af sturen).

Karel N.L. Grazell
Amsterdams stadsdichter uit ZuiderAmstel

Omhoog

Terug naar de vorige pagina <<