
16 oktober 2004. Tapijten van geeloranje blad
over de stoepen in de Geleenstraat, roestige boomkruinen in de Churchill-laan, dieprode
wingerd boven de arcaden van het Victorieplein, gloedvolle bessenstruiken in de Roerstraat
- een modeontwerper had ze niet mooier kunnen maken, de herfsttinten die vanmiddag het
oude stratenplan van Berlage opsieren. Het lijkt wel of de buurt met zijn veelal
donkerbruine en rode baksteen speciaal is gebouwd voor dit stemmige gewaad.
We weten dat we snel moesten zijn, Jos en ik, met het bekijken en vastleggen van een en
ander. Immers, een paar harde windvlagen zijn voldoende om alles kaal te blazen en de
bomen alvast van hun sprietige winteraanblik te voorzien. Vandaar onze wandeling, die
begint in het hart van de Rivierenbuurt - zeg maar hoek Maasstraat/ Rooseveltlaan - en ons
zal voeren naar de meest rafelige uithoeken van Plan Zuid. De zachtgrijze hemel boven
Amsterdam zorgt voor goed licht en vormt een perfecte achtergrond voor alle weemoedige
kleuren die een onzichtbare schilder tussen de huizen heeft aangebracht.
Het Merwedeplein is dichtgegroeid, niet meer de opening in de stad die het ooit was, maar
een en al bosschage, vol roestplekken. Dat was toen Anne Frank en haar familie daar nog
woonden wel anders, alles licht en ruim, een toekomst die achteraf minder open bleek te
zijn dan iedereen aanvankelijk dacht. Het zullen in de jaren dertig andere herfsten
geweest zijn dan nu, in het niet lang daarvoor opgeleverde en nog goeddeels kale Plan
Zuid. Om herfstkleuren te bewonderen moest je toen, vermoed ik, naar de rand, waar zich nu
het Beatrixpark uitstrekt, of naar de Zuidelijke Wandelweg, de oevers van de
Boerenwetering - waar anders naartoe?
Voor mij als kind zette de herfst al in op het Surinameplein, waar wij de stad begin
september, na onze vakantie in Egmond aan Zee, altijd binnenreden. 'We zijn er!' riep ik
dan tegen mijn ouders. Want vanwege de donkere huizenblokken gebouwd in de stijl van de
Amsterdamse School dacht ik dat we ons op het Victorieplein of op het Stadionplein
bevonden. Ik herkende daar alles, en tegelijk helemaal niets. Waar was de Wolkenkrabber?
Waar was de taxistandplaats op de Vrijheidslaan? We waren dus nog lang niet thuis. Jos
vertelt me dat hij op het Surinameplein ook vaak die ervaring had, een sensatie van
thuiskomen en toch nog ver van huis.
In september begon de school weer, je nam esdoornvleugeltjes mee de klas in, die je onder
je lessenaar naar beneden liet wervelen. Aan je schoenzolen plakte soms een eikenblad. Het
Scheldeplein, weet ik nog goed, was begin november bezaaid met platanenbladeren, een soort
gele parachutes die daar uit de bomen dwarrelden. De zomer was voorbij. Het moest maar
snel gaan sneeuwen, dan kon je sleetje rijden op het land - of vriezen, dan kon je
schaatsen op de Boerenwetering, met wat geluk zelfs op de Amstel.
We stappen in de auto en rijden richting Olympiaplein. Het 'andere' Zuid draagt hetzelfde
roestige kleed als de Rivierenbuurt, wijnkleurig blad kruipt langs de erkers van de
Michelangelostraat omhoog. Op de terugweg rijden we ineens over een Parijse boulevard,
door verkleurende bladerkronen overhuifd. Het is de President Kennedylaan maar. We zijn
weer thuis
De foto's met passages uit de roman
Zuidelijke Wandelweg







"Zondagmiddag heb ik de
trein naar Amsterdam genomen en ben er vanaf station RAI naartoe gewandeld. Kwart voor
zes, begin oktober. De zon hing half achter de huizen. Wolken van roze marmer. Doodstil.
Alleen in de verte hoorde je het verkeer op de ringweg en het ruisen van blad in de tuinen
tussen de flats." (p. 11-12)


"Op geleende fietsen zijn
we daarna de stad ingegaan. Een warme avond. Over sommige trambanen lag een geel kleed van
herfstblad.
Rondom het Leidseplein konden we op alle terrassen nog terecht. Iedereen zat er te
proosten en te lachen, met sigaretten die dansten door het donker. Een zorgeloze 'Indian
Summer'. Ik was blij dat we even weg waren uit de Rivierenbuurt." (p. 93)




"Terug naar Amsterdam.
Een L-vormig pleintje tussen Kennedylaan en Uiterwaardenstraat. Tot aan mijn knieën zak
ik weg in een lichtgevende berg herfstblad. Ik begin er doorheen te waden. Ik wil naar de
Volkerakstraat. Maar na een paar meter merk ik al dat ik de Roerstraat niet eens haal.
Waar onze oude lagere school nog moet staan. Voor altijd verlaten, hoop ik." (p. 144)







"Oktober dit jaar is
uitzonderlijk zacht. Ik werk met de ramen open, teken meestal de hele dag door.
Op de achtergrond de stad, de geluiden van de Stadionweg, de tram, lijn 24, het droge
ruisen van de bomen, waaraan je kunt horen dat het geen augustus meer is. Over mijn
tekeningen strijkt nu en dan een zomerbriesje dat buiten niet bestaat. 's Avonds is het
goed te merken dat het eerder afkoelt, maar ik heb er geen last van en laat de avonddauw
binnenkomen." (p. 107) |