Ook van deze auteur zijn/is:
Sint op de Ceintuurbaan
Het is al heel lang geleden, die onschuldige tijd dat het Sinterklaasfeest nog niet werd ‘gediscrimineerd’ door referenties aan racisme (hoe zou het trouwens zijn Sint eens een ander kleurtje te geven – ik zag ooit een 19e-eeuwse prent waarop hij zwart was – en/of hem een ondergeschikte te maken van de Spaanse koning of de Paus of de VN?).
Dat ze op een mooi plein in Zuid woonde, is niet van belang. Hoe ze griffier was geweest, evenmin. Dat ze was afgekeurd voor haar werk, dat echter wel. Want dat betekende dat ze alle dagen vrij had – ze was alleen en zoveel vrije tijd betekende: veel leegte. Soms zat ze hele dagen thuis, want wat zou ze moeten doen?
Vele jaren terug was ze nog eens in ondertrouw gegaan met Jan: die was conferencier op bruiloften en partijen en vrij bekend, vooral in Zuid.
Maar helaas, het huwelijk was uiteindelijk toch niet doorgegaan. Ze wist eigenlijk niet eens precies meer waarom. Daarna was ze vrijgezellin gebleven. Zoveel jaren verder zat ze in De Echo te lezen over de intocht die Sinterklaas in Zuid zou gaan doen. De goedheiligman (dat woord is een verbastering van goedhuwelijksman) zou op de Ceintuurbaan komen met z’n gevolg. Ze besloot er naartoe te gaan.
Op de Ceintuurbaan was het verkeer stilgelegd en er stonden twee dikke rijen mensen op het asfalt.
In de verte klonken Sinterklaasliedjes van een muziekkorps. Zie ginds komt de stoomboot (dat nog bij Mozart is te vinden). Zie de maan schijn door de bomen (de muziek van Viotta, de tekst van Jan Pieter Heye).
Daar kwamen ze. Eerst een majorette die met haar baton twirlde – ‘m daarbij hoog in de winterse lucht wierp en zonder mankeren weer opving. Achter haar de muzikale uniformen: de blazers met hun bolle wangen, de trommelaars, de grote rom!bom! trom, zelfs de blozende man die de triangel hoog hield en er nu en dan op tingelde. Dan de Zwarte Pieten, zwart als de raven van de god Odin en nog met de ravenveren op hun baret (‘knechtjes’dus: overigens, wist u dat knechtjen in de Middeleeuwen ridder betekende? - zie ook Eng. Knight). En vervolgens de Sint op z’n schimmel: heel rijzig en hoog, heel statig en minzaam. Hij werd altijd een bisschop genoemd, maar z’n mantel was rood en niet paars, z’n staf was geen bisschopsstaf. Ook z’n mijter was rood (de naam van dat hoofddeksel kwam van Mithras, een heidense god).
De Zwarte Pieten deden grol en grap, en strooiden pepernoten. De kinderen graaiden en zongen en juichten. De Sint wuifde naar alle kanten. Ze keek naar al dat plezier, naar al die speelse heiligheid. Ze keek ook eens wat beter naar het gezicht van Sint, deels verborgen door die lange baard. Ze herkende iets… En ineens wist ze het. Ze was nog eens de bruid van de goedhuwelijksman, van de Sint geweest!
Karel N.L. Grazell
Amsterdams stadsdichter uit Zuid