Ook van deze auteur zijn/is:

295 - Anno Toen (5)

Nieuwe pagina 1

Je zult van mij geen kwaad woord horen over de Jasonstraat en zijn bewoners. Het neusje van de zalm. Hoewel……… nou ja, uitzonderingen bevestigen nu eenmaal de regel. 
Eerst even een foto van “onze portiek”, genomen Anno Nu door mijn broertje. U zie een getalenteerd fotograaf. Los van alle andere familie talenten.

Die boom stond er toen nog niet. Had trouwens toch de bezetting niet overleefd…….

De linkerdeur was voor de drie bovenverdiepingen. Boven het ondiepe portiekje zit een soort stenen goot. Tegen het inregenen, denk ik. Tja, je kunt niet alles eisen voor een klein huurtje.

Het was voor ons jongens de noodingang als we erg laat thuiskwamen. Staand op het zadel van je fiets kon je je optrekken en op die gooit klimmen. He6 raam zetten wij altijd tevoren los (just in case) zodat het geluidloos te openen was. Via de trap en de deur van de woning (door mijn ouders deugdelijk gesloten) werd altijd door een van hun gehoord.

Dit moet wel onder ons blijven in deze onveilige tijd. Dus mondje dicht.

Ook achter was het eenvoudig om vanaf de veranda in de tuin te komen en terug, maar ja ,hoe kom je ‘s nachts achter? Als je wèl gesnapt werd, wat dan? Nou, dat kwam meestal neer op een uitgaansverbod van enkele dagen. Licht arrest voor oud gedienden.

Wij hadden veel vriendjes in de Jasonstraat en kenden er eigenlijk iedereen.
Aan onze kant vanaf de Stadionweg natuurlijk A.P.van der Heijden, kleermaker en winkelier. Dr. derde generatie zit inmiddels in Amstelveen.
Dan had je iets verder ook in het benedenhuis Garama, horlogemaker. Als teken van zijn waardigheid hing er een elektrische klok voor het raam. Die liep regelmatiger dan de baas zelf, want je moest drie keer minstens langs komen voor het te repareren uurwerk klaar was.

O, daar schiet me iets te binnen in dat verband. Bram ging in 1950 emigreren naar Canada en bracht zijn “goeie schoenen” naar de schoenmaker voor een paar nieuwe hakken, Hij wilde alleen goed spul meenemen. Maar hij vergat de schoenen af te halen.
Het zal zo’n tien jaar later zijn dat Bram weer en Nderland terugkwam en dat hem de schoenen te binnen schoten. Dus: op naar de schoenmaker.
“Ik kom mijn schoenen halen die ik …….” De schoenmaker keek achter zich op de plank en zei: “overmorgen zijn ze klaar”.

Onze buurtschoenmaker (ook van het type “kunt U morgen terugkomen?*)
woonde in de Amazonenstraat. In diezelfde straat woonde de famulie Mathijse, waar mijn ouders mee bevriend waren. Dat kwam via de bridgeclub in café van Tuyll op het Stadionplein . Die kwamen af en toe ’s avonds even langs voor een praatje, maar niet met lege handen. Nee, die namen kesousjes mee.
Wat kesousjes zijn? Weet U niet? Nou U hoeft zich niet te schamen, die Dikke van Dalen) weet het ook niet. Het zijn pinda’s. In de dop. Mij werd destijds verteld dat het afgeleid was van Curaçao.

Dan legde mijn moeder een krant uitgerspreid op tafel en zat het viertal te doppen, eten en babbelen.

Toen was geluk nog heel goedkoop!

Ben Okker - juni 2014 - E-mail:  Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

You have no rights to post comments